Woonruimtevordering

Het was een ruime bovenwoning, daar aan die Hendrick Sorghstraat, maar het woongenot ervan werd bedreigd door de noodwet woonruimtevordering-1946. Er was een schrijnend gebrek aan woonruimten in failliet na-oorlogsch Nederland. Er was veel afgebroken op last van de Duitsers die hele woonwijken hadden laten slopen in verband met de aanleg van de Atlantikwall. Daardoor waren grote delen van Den Haag aan de westzijde tegen de grond gegaan na 1943 toen de Duitsers serieus rekening gingen houden met een invasie via de oceaan of de Noordzee door de westelijke geallieerden. Rotterdam was herhaalde malen flink gebombardeerd, ook in de havengebieden midden in het stadscentrum na 1940. Door de geallieerden maar ook door de Duitsers die de havenbekkens ontoegankelijk hadden willen maken.

Dat kostte veel herstelwerkzaamheden die tot 1955 voortduurden. Omdat kaden, eenmaal verwoest, niet makkelijk restaureerbaar zijn wegens de trekstangconstructies die de kaden moeten verankeren aan het vasteland. Veel woningen waren ook daarbij aan puin gegaan. Mijn vader en moeder konden op een urgentielijst komen toen moeder zwanger bleek van mij. Ze konden intrekken in een villa aan de Ringvaart-oostelijke zijde van Rotterdam. Maar via een dwangbevel, uitgereikt aan de private bewoners die daarvan nu ook niet direct gecharmeerd waren. Moeder mocht graag wat opscheppen dat ze haar huwelijk “aan de Ringvaartweg” had mogen starten, maar dat daarvoor een woonruimtevordering nodig was geweest, dat vertelde ze er niet bij, toen ik in Brabant, in Eindhoven, vragen stelde over mijn geboorte-oord en plaats.

Ik was herkomstig uit een villa, dat mocht ze graag voorspiegelen. Verder gaf het feit dat ik het levenslicht had mogen aanschouwen in kraamkliniek “Carmenta” aan de noordelijke zijde van de Heemraadssingel ook een zekere adeldom aan mijn vitale levensaftrap. Woonruimte bleek nauwelijks verkrijgbaar, mede omdat de eerste groep repatrianten zich aandiende in de havens van Rotterdam en Amsterdam. Ze waren afkomstig uit “Ons Indië”, waar ze in Jappenkampen hadden gezeten. Ze moesten onmiddellijk gehuisvest worden. In afwachting van teruggeleiding naar dat Indië waar, zo leek het destijds, hun bedje wel weer gespreid zou worden. Dat leek aanvankelijk allerminst een misrekening. Java scheen rekoloniseerbaar. Pas na 1950 bleek het een droom die op bedrog uitliep. En toen kwamen in twee golven weer repatrianten aanzetten, massaal deze keer, en vaak ook herkomstig uit de bovenste lagen van de koloniale samenleving van weleer. Indo’s vaak, die geparenteerd waren aan Nederlanders die in de directies hadden gezeten van Deli-maatschappij, Billiton-maatschappij, de Suiker-Unie, de Javaasche Bank, de Nederlandsche Handelsmaatschappij en vooral de Koninklijke Petroleum Maatschappij.

Toen werd waarachtig wegens de Suikerunie eigenlijk beslag gelegd op de tweede verdieping van dat dubbelde bovenhuis aan die Hendrick Sorghstraat. Terwijl opa zich uit de naad had staan timmeren om er een woning van te maken ten behoeve van zijn dochters die voorlopig niet “uit huis” zouden kunnen gaan wonen. Ze zouden dáár hun prille levensgeluk kunnen gaan beproeven: opa had, zorgzaam, een echtig keukentje in elkaar geflansd met geiser en een aanrecht en stopcontacten. Dat werd nu aan de woonruimte onttrokken, tezamen met voor- en achterkamer. Er kwam een zekere Indische mevrouw wonen, van hoge adel. Een Raden Ajéng, deelde opa walgend mede. Geparenteerd aan de Suikerunie. Deze hertogin verscheen inderdaad te aangezegder ure en constateerde misprijzend snuivend dat ze nu waarlijk drie steile trappen moest nemen zonder behoorlijke verlichting. En dat ze niet van plan was eigenhandig de loodzware vuilnisbak naar de straat te dragen. Dat kon de hoofdbewoner mooi doen, want die was een soort controleur en dat was net iets voor hem. De pet had hij al op. Vol belangstelling vernam ik de banjir van diskwalificaties die opa-Gerard daarop te berde bracht, waarbij hij geen discriminatoire toets oversloeg. Ik wist dat hij taalvaardig was. Maar deze onafgebroken reeks van invectieven was schiere poëzie.