Wet op de kerkgenootschappen

Heibel was het voorlopig wel rondom die reïnstitutie van de middeleeuwse kerk in Nederland. Want de liberalen en protestanten vonden de herinvoering van de bisschoppelijke hiërarchie echt een stap achterwaarts. Terug naar de donkere eeuwen van bijgeloof, inquisitie, ketterbranderij, vervolging van tovenaars en heksen, je zou het gaan meemaken. Daarom kwam het conservatief-hervormde kabinet Van Hall-Donker Curtius met een wet op de kerkgenootschappen. Ter regeling van de zo periculeuze verhouding tussen kerk en staat. Thor zat zich in de oppositiebankjes te verbijten. Thor vond die wet illiberaal. Als de godsdienstuitoefening vrij was, zoals hij had willen borgen via de grondwet, dan was het een bezoedeling van dat liberale systeem om dan toch een wet te maken die overduidelijk een supervisie beoogde van de rijksoverheid op de inrichting van de katholieke kerk.

Thor als Leidse prof

Daar kon Thor, systeemdenker bij uitnemendheid, helemaal niet tegen. Hij nam het Floris van Hall echt kwalijk. Er groeide een vete tussen beide heren. Thor ging flink aan het interpelleren in de Tweede Kamer, met rottige vragen die de slinksheden van Floris goed moeten doen uitkomen. Thor ging op de persoon spelen. Van Hall was in ieder opzicht zijn tegenpool. Thor was stug, geharnast, hautain, voorzien van een opmerkelijk ranselend vocabulaire, versprak zich nooit en bleef steeds in de burgerlijke plooi. Superbeleefd. Maar iedereen hóórde de haat railleren tegen die sjieke regenteske man met zijn bekakte spraakje achter de regeringstafel, die, terwijl Thorbecke hem verbaal geselde, verfijnd stond te tasten naar een snuifje. Dat haalde Van Hall uit zijn zwaar vergulde gefestonneerde doosje dat aan de rechterzijde van zijn savornet à cylindre met een subtiele gouden ketting vastlag in de zak van het getailleerde bloemrijke vest.

Thorbeckeplein Amsterdam

Van Hall inspecteerde star de nagels van de rechterhand, terwijl Thor stond te fulmineren en pinkte een pluisje weg van de zijden manchet aan de linkermouw. Het was een parlementair duet tussen twee heren. Een vertoning die beiden heftig raakte. Dat blijkt achteraf uit privébrieven. Want ze tastten elkaar aan tot in het merg van hun ziel. Ook al waren ze schijnbaar onbewogen en superbeleefd. Het was een fraaie vertoning, die publiek trok, elke keer als deze tweespraak op de agenda stond. Thor kon trekkerig doordrammen als hij Van Hall vroeg hoe hij dacht rechtshandhavend op te treden als een pastoor of non “in klerikale kleding” zich bevond aan of op de openbare weg of zichtbaar op een voor het publiek toegankelijke plaats. Dat was namelijk voortaan strafbaar als delict tegen de openbare orde. Wat wás eigenlijk “klerikale kleding”? Wilde Zijne Excellentie dat eens uitputtend beschrijven? Wat was daartoe zijn officiële kenbron? Hadden de bisschoppen een modeblad dienaangaande uitgegeven? Kon Zijne Excellentie dat bijgeval overleggen? Was het te Rome geredigeerd en sloeg het óók op ondergoed? Of op regen- of winterkleding?

Floris van Hall

En wat was een “processie” precies wanneer deze een religieuze strekking had? Hoeveel mensen moesten daarin zich voortbewegen om niet slechts een samenrotting of oploop te zijn? Dat waren begrippen uit het Napoleontische recht, zoals Zijne Excellentie beter wist dan de interpellant. Hoe wist men, dat de strekking godsdienstig was? Wat verstond Zijne Excellentie daaronder? Was Carnaval een godsdienstige aangelegenheid? Wat werd daarmede dan precies tot uitdrukking gebracht? Was een rommelpotterij ter gelegenheid van sint Maarten dan een processie wanneer de kleuters om snoep kwamen schooien? En de kermis op Bamis, de dag van Sint Bavo, wanneer huisbedienden en daggelders hun zuurverdiende loon kwamen innen voor het recentste halfjaar? Om dat grotendeels te verzuipen op die Bamis, dat ongetwijfeld dan ook een religieuze dimensie vertoonde die de afgevaardigde Thorbecke gaarne mocht vernemen van de Excellentie. Het verziekte de verhouding aardig. Het gaf aan de controlefunctie van de volksvertegenwoordiging een aanschijn van een schervengericht, waarbij Van Hall steeds meer snuif tot zich nam.