Toenemende spanningen

De bevordering van deze nieuwe medewerker werd nu inzet van een geschil, waarbij overduidelijk bleek hoe geïsoleerd Nieboer stond in de politieke kongi’s aan de faculteit. Het was de tijd van de voortgezette polarisatie, bekwaam ingezet door de linkse partijen in de Tweede Kamer, zoals de Progressieve  Partij Radicalen, Pasifisties Socialistiese Partij en zelfs D66 dat toen nog overal meer democratiese legitimaties wenste ingevoerd te zien door volksraadplegingen, gekozen burgemeesters en provinciale kommissarissen.  Met aan kop de Rode Leiders van Tien over Rood bij de PvdA zoals Marcel van Dam, Bram Peper maar ook Hans Kombrink. Deze politieke haantjes werden grondig geïmiteerd door de Tilburgse juridiese faculteitsraad waarin men besloot dat konfessionelen niet deugden en bestreden moesten worden als ongedierte dat geen plaats kon hebben in het materialisties-dialektisch historisch schema waarin tijdelijk een diktatuur voor het proletariaat gevestigd moest worden.

Hans Kombrink, opkomend voor de verdrukte massa’s

Daarvoor moest wel de lange opmars door de instituties worden voltooid op ambtelijk niveau. En daarin volhardde de nieuw geworven doctorandus in de vakgroep strafrechtwetenschappen met vrucht met begunstiging van de eveneens linkse dekaan met de rinkelende slavenarmbanden. Alles ter ontvoogding van de werkende massa’s, dat spreekt. De doctorandus werd dus met stip bevorderd en legde zich toe op het doceren van het strafrecht in abolitionistisch perspectief, waarbij tijdelijk de nadruk werd gelegd op alternatieve sancties, zoals werk ten algemene nutte dat resocialiserend zou uitpakken en verdere diversie zonder te stigmatiseren zoals het monopoliekapitaal steeds trachtte door te drukken. En verder zouden slachtoffers van misdrijven mee moeten doen aan assertiviteitsgesprekken met hun daders opdat de werkelijke schuldigen bij het establishment aangewezen zouden kunnen worden.

Dat kon nog het beste buitengerechtelijk geschieden via straathoekenwerkers die daarin ook duchtig emplooi konden vinden: de bomen groeiden nu toch immers hemelhoog de luchten in. De sociaal-democraten konden zich in dit stadium maar het beste frontaal richten tegen de christelijken met hun piespraatjes over schuld, boete en vergelding. En daarvoor was die Nieboer uiterst geschikt. Als hij niet al had bestaan, had hij uitgevonden moeten worden. Nieboer kreeg het voor zijn kiezen. Maar helaas had de man het niet in de gaten. Die zat in Nijkerk aan zijn kermmachine over het Hijgend Hert der Jacht Ontkomen in gezinsverband te zingen. Daaraan diende een eind te komen, want hij bezette verdomme een volwaardige leerstoel. Hij had een leerling die óók volhardde in het kwaad. Die Strijards. Die scheen naarstig te werken aan een proefschrift waarin teruggegrepen werd op het canonieke recht van die Sint Thomas van Aquino, de kennistheorie van Albertus Magnus, Gregorius de Grote en zelfs het Concilie van Trente.

Dat was maatschappijbevestigend. Dat moest beëindigd worden. Deze mensen voelden de polsslag van de veranderende tijden niet aan. Ze waren niet geëngageerd. Ze hadden een bord voor hun kop, maar ze waren ook arglistig. Die Nieboer misbruikte zijn psychiatrische inzichten en trachtte wederstrevers stiekem te pathologiseren. Zo had hij doen blijken dat de doctorandus in kwestie laboreerde aan een ziekelijk narcisme. Dat had deze zelf moeten vaststellen naar aanleiding van Nieboers misprijzen over de inrichting van zijn seminars ten behoeve van de eerste jaars. Nieboer had gezegd dat de doctorandus bereid was alles te doen voor applaus. Daar had de doctorandus bewijzen van. Dat moest een einde nemen: de demokratiese  legitimatie was hier ver te zoeken. Dit was paternalistiese manipulaasie. In het belang van het regentendom. De faculteitsraad was het hier hartgrondig mee eens, voorgelicht door de doctorandus in kwestie die voorstander was van grof dóórpakken. Daaraan zou nu ter dege gewerkt worden.