Tiendaagse Veldtocht 1831 en Strijp

Een militaire operette die Strijp niet onberoerd liet was de door Willem I georganiseerde agressie-oorlog tegen de opstandige Belgen in 1831. De Brusselaars waren in revolte gekomen in augustus 1830 tegen het gezag van Willem. Hoofdzakelijk omdat de betere burgerij zich niet beschermd wist tegen het massale voortgezette molest dat begaan werd door de arbeidersklassen, die opgehitst werden door raddraaiers uit Parijs dat al máánde gistte tegen het veel te autoritaire bewind van de Bourbon-koning Karel X, uit het Huis Capet, die eigenlijk probeerde de allures te imiteren van de Zonnekoning Lodewijk de XIVE. De tijden waren daar niet meer naar. De betere burgerij pikte het niet meer en deze keer wist zij, anders dan in 1789, zich onmiddellijk geducht te weren. Ze zette kort en goed Karel af. En verving die door een slappe tinus uit het Huis Orléans die op het eerste gezicht bereid bleek te regeren via een parlementaire representatieve democratie.

Een progressief  neo-liberaal bewind leek aanstaande, met zeker sociale zekerheden in de collectieve sector. Dat zou een vergissing blijken. Maar dat zag men in 1830 nog niet. De revolte zette zich, georganiseerd, door, noordwaarts. Naar de zuidelijke Nederlanden. Dat werd zorgvuldig geregisseerd door de Franstalige elites daar, de Franskiljons, die van meet af aan van plan waren hun bevoorrechte positie veilig te stellen ten laste en ten koste van de Vlamingen. Die positie hadden die Franskiljons te danken aan het voortvarend industrieel subsidiebeleid van Willem I, de koning van het Vereenigd Koninkrijk der Nederlanden dat sedert 1815 het huidige BENELUX-gebied besloeg. Willem I had niet in de gaten dat de zuidelijke Nederlanders terechte grieven had tegen zijn regering. Ook de Vlamingen. Willem bemoeide zich nu eenmaal te veel met van alles. Net als de Oostenrijke Keizer Josef II wou hij eigenlijk volledige centralistische controle over het katholieke volksdeel. Waarvan de meerderheid Vlaming was. En die meerderheid mistrouwde Willem.

Dat was wederzijds. Beide partijen koesterden te flagrante voordelen over elkaar. Willem kreeg nu de Vlamingen tegen zich. De Vlamingen werd wijsgemaakt dat Willem ze wilde reduceren tot loonslaven zonder burgerrechten. Dat deden de Franskiljons. Bekwaam. Ze hadden de media ervoor. En de drankuitdelingen, de Franse aanhitsers en de planmatige raddraaiers. De Brusselaars merkten dat hun eigendommen dreigden te worden geplunderd en platgebrand.  De koning dééd er niet veel tegen. En dus richtten de Brusselaars burgerwachten op. Die zeiden de dienst aan de koning uiteindelijk maar op. Want wat hadden ze aan een koning, die hun orde, eigendommen, veiligheden, eerbaarheden, lijven en goederen  in het publieke domein niet borgde via zijn publieke geweldsmonopolie? Ze zetten dus een eigen tegenregering op. En scheidden zich af. De koning riep nu zijn noordelijk volk boven de Grote Rivieren te wapen. Ze moest het Belgisch muitendrot mores leren. Daarop kwamen de studenten-weerbaarheden, de stedelijke schutterijen en de paarden-escadrons van de patriciërs in het geweer en trokken de rivieren over. Naar de Meijerij en het Kempenland en dat van Oirschot. Daar legerden ze, oefenden en hielden uiteindelijk op de Woenselse Heide hun lachwekkende parades, want echt goed getraind waren ze niet en het gemeenschappelijk krijgsplan was weer eens een lachertje. Alles dus puur Hollands. Maar de katholieken van Brabant vonden het wel spannend, dat de Belze roomsen zomaar opstandig waren geworden.

Ze gnuifden, die Kempische roomsen. Ook in en rondom Eindhoven. Ze zagen de Hollanders deze keer graag klop krijgen. Alleen: zelf wáágden ze niets. Ze bleven kijken wie of het ging winnen. En stookten stiekem. Ze brachten zich staatkundig in diskrediet. Bij de Hollanders, die het nog lang voor het zeggen zouden hebben. Handig was dat niet. Het rubriceerde menig Brabander tot land- of hoogverrader in de taxatie van Den Haag. Daarover berichten Alberdingk Thijm, Victor de Stuers en Piet Cuypers natuurlijk niet aan hun Leo XIII in die foliant. Ik geef een opdrachtpagina eruit weer. Ik hoop dat u het lezen kunt. Ze vertellen hun Paus hoe loyaal, vroom, oprecht en gehoorzaam de Nederlandse katholieken altijd waren sedert onheuglijke tijden. Jegens het geestelijk gezag. Maar natuurlijk óók jegens de publieke overheid. Die dat niet waardeerde. En hoe jammer dat was van die protestanten. En zo onterecht. In Strijp liepen in 1831 opgewonden studentjes rond. Die de Strijpse meiden zagen als publieke proefstations voor hun viriele aandoeningen. Wat, net als nu met carnaval, wanneer zatte Hollanders Eindhoven aandoen met gelijke motieven, niet naliet vechtpartijen te veroorzaken. En strafzaken. De Strijpse pastoor Joannes Brouwers rept ervan. In priegelletters. Uitvoerig.  Dat staat niet gerelateerd in de foliant van Thijm.