Tapijt

Bij Webers winkel daar in die Lange Houtstraat lag al dagen een schitterend rood hamadantapijt. Zeer sprekende kleurstellingen, vooral groen en blauw. Op weg naar de HEMA had ik al een paar keer belangstellend staan kijken. De zon scheen schitterend dat voorjaar. De Houtstraat kreeg waarachtig een soort Parijsachtige allure. Dat kan zo gebeuren in Den Haag, die stad achter de duinen, als de wind ook west is. Weet u: dan voert de bries een vage nevel mede, die in het ochtendlicht prikkelend tintelt. Ik trachtte op deze wandelingen ook een beetje mentale restauratie te verkrijgen voor alles wat de Hogeschool te Tilburg mij had aangedaan. Zie hiervoren. En daarom kreeg die rode hamadan voor mij een zeer uitzonderlijke attractiviteit.

De uitbater van de uitdragerij had het best in de gaten. Vakman, wat dacht u. Hij zag dat wat spichtig jongmens nu schier alle dagen wat al te parmantig naar die HEMA lopen. Hij zat in dat prille zonlicht op dat kleed. Een koning van de binnenstad. Ja, dat was Ger ook eigenlijk wel. Zijn paladijnen zaten ook op dat kleed, maar op krukjes. Terwijl Weber zelf, wat dacht u, in een fraaie armstoel met goudgalon velours had plaatsgenomen. Weber had een doorplogen wereldwijze blijk. Wit haar. De godfather. Van de buurt. Op die hamadan hield hij niet onwelwillend audiëntie.

“Maaui hè, edelachtbare!” intoneerde hij schorrig die maandagochtend, toen ik weer even hortte in mijn gang. Hij sloeg mild aan met aanprijzingen. Kijk és, dat was nou nog eens een fraai stuk vakwerruk zoals je dat heden ten dage niet zoveel meer tegen komp. Puur wol, mijnheertje! Goed gekamd. Dik. Twee centimeter. Een directeur-generaal van de Shell had het gehad in het bejaardentehuis Arendsdorps, weetuwel edelachtbare? Had het meegebracht uit ons Indië. Lag hier wat te luchten op de stoep. Dat kleed dan. De vent zelf was natuurlijk kassiewijlen. Buitenkansie. Ja, kom u maar effe binnen kijken, ik heb net ontruimd, die grote woonflat moest subiet leeg, u weet hoe dat of dat gaat in de betere kringen.

Die lui vallen dood op een kwartje, willen de volgende maand geen huur en servicekosten meer betalen. Heb de hele boedel in een deal gekocht, edelachtbare. En dit kleed kennu krijgen voor weinig, zeer weinig mag ik wel zeggen. Brengt ik ook nu bij uw edelachtbare thuis. Net zo makkelijk. Heb u jaaaren plezier van. Maak u indruk mee. Ook bij uw hooggerechtshof, hoor! Zeggu maar es wat? Doe es een gooi? Ik moest even slikken. Terwijl Weber door ging met omstandig toe te lichten waarom deze buitenkans zelf bij de koning van Engeland goed zou vallen. Maar ik beheerste mij, op weg naar die worst van de HEMA. Maar al kauwend terugkerend hamerde mijn rechterhersenkwab: hamadan, hamadan, hamadan, op het ritme van mijn stappen. Ik kocht. Voor weinig.

Weber bracht het in de valavond  bij mij thuis. Ontrolde het vaderlijk, mij gebiedend in de woonkamer hem even te laten betijen. Zette de chesterfields er prijkelijk op. Verliet de tent met een abundant voilà-gebaar, groette, neeg en roffelde de trap af. Schor toetend rolde zijn vrachtwagen de Breitnerlaan uit. En ik zette mij neder, als de pasja die ik niet was. Die avond had ik bezoek van de huisdokter van Scheveningen-centrum, Jaap Dekker. Die kwam wel neuten drinken, luisterend naar mijn roomse muziek uit de periode van de contrareformatie. Da Palestrina, de onvermijdelijke Pergolesi maar toch ook Biber wel.

Jaap kwam in de hall. Deed de deur naar de suite open, mij vriendelijk groetend. En trok instantelijk lijkbleek weg. Wat was dat voor een gruwelijke lijkenlucht, bracht hij moeizaam uit, de zakdoek over de neusgaten brengend en braakneigingen onderdrukkend. Terwijl ik daar juist zo sereen op dat kleed zat in mijn majesteitelijke Chesterfield, overwegend dat het nu eindelijk Alles  Ganz erreicht leek in mijn pover bestaan. Die Shell-directeur had inderdaad dat kleed bezeten. Maar ook grond en bestendig bezeken wegens voortgezette vijfentwintigjarige incontinentie in staat van volledige dementie.

En dat impregneert zo’n kleed als het ware. Dat is er echt niet meer uit te stomen. Dat geldt vervolgens ook voor alle meubilair waar dat kleed ten grondslag had gelegen. Stoelen, tafels. Planten begonnen al slap te hangen in de erker terwijl juist de monstera globstroboïdus het dat voorjaar zo uitmuntend deed. Dus hielp Jaap mij wel, dat was fideel van hem, om het kleed terstond naar de straat te transporteren. Geruime tijd bleef Jaap hikkend maagzuur opborrelen in de middenberm. Want de Breitnerlaan heeft zulk een statige berm. Mooie bomen ook. Platanen, geloof ik.