Schoolstrijd

De uitvoering van de specifieke overheidstaken vond Thor dus een technische neutrale kwestie. Maar de selectie van die taken vond hij volledig politiek. Welke taken waren nu typisch een onherleidbare soevereine overheidstaak? Een taak die alleen de centrale overheid behoorde te verrichten? Die taken zouden in de grondwet moeten worden opgesomd. Uitputtend. Dat was een zaak van voortdurende interne staatkundige strijd. Drie taken waren sedert de Vrede van Münster in de Lange Landen overduidelijk toegewezen aan de centrale overheid: de consulaire politiek, de defensie en de zorg voor het eerste volksonderricht. Thor zag de staat als een reusachtige handelsonderneming met een buitenlands expeditie- en distributiestelsel. Omdat een staat immers buitenlandse deviezen moest binnenhalen.

In dit opzicht sloot hij naadloos aan bij Van Oldenbarneveldt. Dat was de reden waarom die eigenlijk ook de buitenlandse politiek deed ontwikkelen via VOC en WIC. Ook Johan van Oldenbarneveldt zag de staat als een macro structurele kruidenierswinkel. Omdat Nederland destijds stomweg weinig grondstoffen kon binnenslands kon aannaderen en verder een bijzonder gering agrarisch areaal had als waterland. Dat is pas in de tweede helft van de negentiende eeuw veranderd. Verder was voor die winkel zelfstandigheid bij het ontwikkelen van bedrijfsdebiet noodzakelijk. Het defensiewezen competeerde dus ook tot de soevereiniteit.

En tenslotte was voor deelname aan het staatsleven voor iedere burger noodzakelijk dat hij schrijfstift en leesplankje kon beheersen, iets wist van de commune ideologie die men christendom noemde boven geloofsverdeeldheid en de primitieve rekenkunde kon beheersen. Wat Johan van Oldenbarneveldt betreft hielden de staatstaken daarmee op. Thor keek al veel verder. Hij vond de interregionale waterstaat ook zo’n zorgtaak, de ontwikkeling van het spoorwegwezen en de geldcirculatie. In pasmunt en biljetten. Dus ook de ruilvoetverhoudingen met het buitenland. Verder eiste hij ook zorg voor het middelbaar en hoger onderwijs. En het justitiewezen in de breedste zin des woords.

Hij dacht dat dat het wel zo’n beetje was. Dat kreeg hij niet allemaal meteen in 1848 in de grondwet. Dat zou in een derde tranche moeten. Van die taken zouden particulieren verre moeten blijven. Hij wist zeker dat de confessionelen dat niet zouden doen. Die waren al sedert 1806 bezig om scholen te ontwikkelen die christelijke deugden op leerstellige grondslag zouden gaan bijbrengen. Die zouden, konden ze tot partijvorming overgaan, alles op alles zetten om die taakstelling over te nemen op basis van hun eigenaardige specifieke dogmata. Daarvoor zouden ze dan ook staatssteun vragen en flink veel geld naar hun partijschappen overhevelen. Daarmee zouden ze dan naar hun noden woekeren en eigenlijk staten in de staat vestigen, bestemd voor bestendige volksdelen. Het gereformeerde onderwijs zou anders worden dan het joodse, en dat weer anders dan het katholieke of hervormde. De staat zou niet alleen versplinteren, maar ook datgene gaan subsidiëren wat de verdeeldheid aanjoeg. Daar zou een eenheidsstaat natuurlijk uiteindelijk kapot aan gaan.

En zó is het dan ook precies gelopen. Daarmee was Nederland in de interbellaire periode 1920-1940 een heel eind gevorderd. Tot ondermijning van de volksweerbaarheid, zo bleek in de meidagen van 1940. Thor vond daarom dat de staat zich evenmin met cultuur, kunst en wetenschapsontwikkeling moest bemoeien. De staat kon daarvoor alleen maar een neutraal referentiekader scheppen. De staat kan een museum ter beschikking stellen voor kunst. Maar niet definiëren, zeker niet bij wetsbesluit, wat kunst is. De staat kan een theologische faculteit toelaten. Maar geen invulling geven aan de godgeleerdheid, of aan de waardering van uranische seksuologie, zoals men destijds homofiele omgang rubriceerde. Thor dacht dat politieke partijen dat nu juist wél zouden gaan doen. Om hun nut te bewijzen en dus hun subsidiabiliteit. Dat zou het hedendaags staatsburgerschap uiteindelijk totaal frustreren. Politiek kan makkelijk religie worden en leerstelligheid genereren. Dat zag Thor best goed.