Realisten versus idealisten: een onwerkelijke polariteit

Deze twee types komen natuurlijk neer op reducties van de dagelijkse werkelijkheid waardoor we omgeven zijn. Je komt nooit één van de types in volledige reincultuur tegen. De persoon, die zich onderdeel weet van een leefomgeving waarin hij zich zal moeten inscharen, of hij wil of niet en of hem dat uitkomt of niet zou je realistisch kunnen noemen. Hij vertrekt niet vanuit de werkhypothese dat de wereld op hem zit te wachten en dat is al heel wat. Het is opvallend hoeveel mensen hun aardse loopbaan afwentelen vanuit die veronderstelling. Ze is niet alleen boud. Ze leidt tot smartelijke teleurstellingen.

De aardkloot draait immers wilsonafhankelijk van het individu haar gang in het oneindige heelal. Dat pleegt haar bezielde bevolking óók te doen. Wie daarvan doordrongen is, merkt dat veel meevalt. Wel bij toeval, dat men geluk noemt. De organisatiegebondene legt zich bij het opere operato van de stoffelijke realiteit neer. Goor pleegt dat steeds weer aan te duiden met de hese kreet: “Het is zoals het is. Het gáát zoals het gáát”.  De katholieken plachten te zeggen dat je met de genade gods moet meewerken. Dat doen ze nu niet meer. Chemisch onderzoek heeft bewezen dat god niet bestaat. Bovendien is uitgekomen dat hij een vals beleidsplan heeft ingediend. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft dat beaamd. De kerkvaders vonden verder dat de mystiek die bij een goddelijke bedoeling passend is, niet anders is dan een soort kunstmatige nevelwolk.

Ringdijk

Ongeveer zoals de door nevelapparaten opgeroepen mist die destijds bij het tv-programma Toppop gangbaar was — zulks om te verhullen dat de kont van leaddancer Peggy de Jager aan het uitdijen was. Mystiek is volksverlakkerij.  Daarom werd te Rome besloten dat de volkstaal voortaan geschikter is om god aansprakelijk te stellen voor zijn misgeboortige schepping. Dat is door Huub Oosterhuis goed verwoord in zijn dakloze gezangen die de mens nog moedelozer maken dan hij van nature al is. De kerk werd er realistischer door, zo stelden de Nederlanders destijds tevreden vast. Iedereen gelijk. Op dezelfde wijze ongelukkig en misplaatst.

Gefrustreerd, dat was het woord. Want niet iedereen kwam in aanmerking voor blond haar en een gelukkig leven. Ook al vond het Nederlands pastoraal concilie in Noordwijk dat het niet eerlijk was en dat daarover gestemd moest worden. Dat deed de Partij van de Arbeid toch beter. Die polariseerde, vooral tegen confessionelen. Die moesten de wereld uit, te beginnen in Nederland. En dat is waarachtig inmiddels zo goed als gelukt. Goor was er bij. Op al die rokerige vergaderingen, waarin je elkaar door de mist van de sjekkies nauwelijks meer kon ontwaren. Want die dampen hadden de socialisten nu juist in huis weten te halen, terwijl de katholieken hun driekoningen-wierook bij de hoogmis van de weeromstuit hadden verband. Kortom en nog beter: God de wereld uit, te beginnen in Nederland. Zo geschiedde.

Geer had daar destijds wel leedwezen over. Door intriges had hij het geschopt tot ceremonieel wieroker met extra richelieukant op de mouwen van de superplie. En net had Geer dat veroverd, of dat werd allemaal afgeschaft. Terwijl Goor op dat moment daarentegen vast tapijt kreeg in zijn kantoor op Binnenlandse Zaken en soms de dienstauto mocht bezigen. Nog niet met een eigen chauffeur. Die zat er wel degelijk aan te komen. Zoals ook de zwenkstoel op wieltjes. Er moest nog wat meer vieze sjek gerookt worden, nog wat meer geroepen worden om spreiding van inkomen, kennis en macht, liefst gescandeerd, en de ijskast met vuurwater werd standaard bijgevuld op het kantoortje van Goor, zonder bestelling en mét luchtdicht verpakte cashewnoten in het speciaal daarvoor bestemde bakje.  God bestond op zeker niet, zoals Liesbeth Den Uyl had kunnen doen agenderen. Maar met Goor had hij het beste voor. Die wist, terwijl dat eigenlijk alleen aan leden van de Katholieke Volkspartij voorbehouden scheen, met gods genade feilloos mee te werken.