Onrecht en wederechtelijkheid in de strafrechtsdogmatiek

Gerard Strijards schreef een groot aantal strafrechtelijke en strafvorderlijke monografieën voordat hij zich specialiseerde in het supranationaal institutioneel recht en het interstatelijke publiek recht. Daarnaast publiceerde Strijards tal van recensies, bijdragen aan gezaghebbende VN-commentaren op mondiale verdragsteksten — het grote commentaar op het Statuut van 1998 van het Internationale Permanente Strafhof, dat onder VN-auspiciën werd begonnen door de Oostenrijkse Professor Otto Triffterer (Commentary on the ICC-Statute, Article by Article) is er een voorbeeld van — alsmede dogmatische beschouwingen, wetenschappelijke artikelen en jurisprudentiële annotaties in diverse tijdschriften, al dan niet Nederlandstalig. Daarvoor ontving Strijards internationale onderscheidingen. De nadere verdieping in het klassieke volkerenrecht noodde hem tot critische reflectie op de grondslagen van het westerse internationale recht, zowel privaatrechtelijk en publiekrechtelijk. Daarvan gewaagde hij in volkerenrechtelijke boeken en beschouwingen, die sterk historiografisch zijn, omdat dit rechtssegment door de eeuwen organisch gegroeid is op de humuslaag van het middeleeuwse canonieke recht, zoals doorontwikkeld door Thomas van Aquino, maar ook door Bartolus a Saxoferrata en later Fransisco de Vitoria de Salamanca. Een volledige lijst van publicaties tot en met 2008 gewijd aan dit genre, deze rechtssegmenten en deze onderwerpen vindt men in de bijlage van het boek “Bij de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie ‘is de verdediging nergens'”, ISBN 978-00-5850-382-4.  Een van Strijards’ recensies heeft betrekking op het proefschrift van Domien Vermunt, gewijd aan het bestanddeel “wederrechtelijkheid” in de diverse delictsomschrijvingen van het Strafgesetzbuch van de Noordduitse Bond dat in 1871 ook wetboek werd voor het Keizerlijk Duitsland. Dat wetboek werd internationaal een dogmatisch baken voor andere staten die het Algemeen Deel ervan overnamen, zoals Japan en het Ottomaanse Rijk. Daardoor ontstond een Germaans internationaal rechtsmassief.