Ommoord

Een andere omstandigheid kwam de benarde situatie van moeder, die zich permanent in gijzeling wist door haar kostwinnaar, nog meer compliceren. Het tijdelijk verblijf om ongeveer het jaarlijks kwartaal bij haar ouders in de Hendrick Sorghstraat was, hoezeer ook in Strijp enigszins opzienbarend, voor moeder een psychologische immuniteitshaven geworden. Let wel: de kostwinner  sloeg nimmer. Tenminste, niet dat ik ooit heb opgemerkt. En ik was altijd wel ergens in dat huis aan die Zeelsterstraat. Meestal op zolder, waar ik in de zware metalen kinderwagen, een bakbeest op vier wielen, tram elf speelde, of beter; de conducteur daar op. Het transportmiddel had een hoogopstekende duwbeugel aan de voorkant. Dat was dan de pentograaf die de elektriciteit afnam ter voortstuwing van dit middel van openbaar vervoer. Er waren laaghangende waslijnen van metaal. Dat was dus de bovenleiding. Die lijnen liepen kaarsrecht naast elkaar tussen de hanebalken vanaf het raampje aan de straatkant op die zolder en naar dat ter tuinzijde. Ik had een pet gefabriceerd met een echte klep. Bezoek had ooit een alpino laten hangen aan de overvolle kapstok bij familiebezoek. En Frans bezat een welpenpet met klep, die hij had afgedankt toen hij bij de verkennerij was. Daarop zaten twee blinkende sterren. Ik promoveerde mij tot hoofdconducteur. Want zo’n functionaris kon ook dergelijke sterren voeren.

Het embleem RET had ik aanvankeliijk vervaardigd van het karton uit een schoenendoos, maar moeder, ontwarend wat ik daar in mijn eenzaamheid op die zolder placht uit te spoken, had een fraai embleem vervaardigd dat waarlijk niet van echt te onderscheiden was. Ze had bij de remise aan de Nieuwe Binnenweg zelfs een RET-dasclip weten te bemachtigen door middel van Nel Brasser, haar hartsvriendin van de Mariaschool in de Robert Fruinstraat. Die was met een havenwerker getrouwd. En dat ging ook niet van een leien dakje, daar. Gedeelde smart was dus halve smart. Bij de “Cosy Corner” aan de Binnenweg luchten zij op wederkerigheidsbasis hun harten over hun kerels.

Een eindeloos thema. Beiden keken dus uit naar de overkomst van Mien, zoals mijn moeder eigenlijk heette. Ze was zich op een puberaal moment van ontremming “Miep” gaan noemen, maar daaraan deed opoe niet mee. Dat waren kapsones. Dat was onchristelijk. Er was veel onchristelijk in die dagen. Wat er gebeurde in het huis aan die Zeelsterstraat ontging mij vrijwel nimmer. Ook niet in de avondlijke uren. Dat was een van de veelvuldige redenen waarom mijn verwekker eigenlijk zo’n hekel aan mij had. Er waren er méér. Veel meer. En achteraf kan ik vele ervan zo niet rechtvaardigen, dan toch begrijpen. Deze uitstapjes gingen onmogelijk worden.

Het Rotterdams Gemeentebestuur had besloten het Oude Westen woningbouwtechnisch grondig te saneren. De oude revolutiebouw in de arbeiderswijken tussen de sjieke Heemraadssingel en de Mathenesserlaan en Beukelsdijk gelegen uit de periode 1880-1900, waaronder veel bedompte alkoofbouw, zou moeten verdwijnen. De buurten waren rommelig maar bepaald niet ongezellig. De straten hadden bewonerscommissies. Dat waren ook gezelligheidsverenigingen. Die versierden op koninginnedag de straat. Maar ze organiseerden ook straatfeesten met koek, limonade, bier in beugelflessen en schappelijk ingekochte literflessen advocaat. Opoe was daarop tegen. Maar die was, eigenlijk net als moeder, overal bij voorraad tegen, vooral als het leuk dreigde te worden.

De Hendrick Sorghstraat was nu bij besluit vanwege de gemeenteraad aangewezen om geheel roemloos  tegen de vlakte te gaan, behalve de geornamenteerde middenstandspanden op de twee hoeken naar de Tweede Middellandstraat toe. Het had geen zin om de arbeiderswoningen allemaal te gaan voorzien van aansluitingen op de gemeentelijke nutsbedrijven. Sommige blokken hadden zelfs nog beerputten. En verder waren tussen de achtertuinen kleine nijverheidsbedrijven verrezen die in een echte woonwijk volledig mispasten. De bewoners van de gedoemde percelen kregen een pionierspremie van vijfduizend gulden als ze bereid waren te verkassen naar Ommoord. In bepaalde gevallen was de gemeente bereid te zorgen voor moderne flatwoningen, voorzien van alle gemakken.

En ook dan was scheutig subsidie te bekomen, mocht daarbij nieuw fournituur aangeschaft moeten worden. Opa was direct vóór. Oma natuurlijk niet. Die kloeg dat ze dan het gedender van Van de Kamps meelwagen zou missen die des ochtends op werkdagen door de Hendrick Sorghstraat kwam ploegen ter bevoorrading van de enorme bakkerij in het sousterrain waar die koffievlinders ook vervaardigd werden. Er waren twee slaapvertrekken in die flat, die de gemeente aanbood. Opa stelde vast dat hij nu eindelijk apart kon gaan slapen. Maar voor logeren op langere termijn was geen ruimte. Moeder was welkom, maar niet voor meerdagelijks verblijf behoudens noodtoestand. Het betekende een abrupt einde aan haar kwartaalexcursies die toch heilzaam hadden gewerkt. Want de kostwinner had zich erbij neergelegd. Omdat de friet van Pejoco toch smakelijker was dan die fabrieksaardappelen.