Notulanten

De waarde van de feitelijke informatie via de collectieve aanslagregisters bij de administratie te Luik is afhankelijk van de aanstelling, de opleiding en de zending van de beambten die ze leverden. Dat is nu ook zo. De prins-bisschop had zelf wel directe ambtenaren in het veld ter inspectie, maar de originaire opmetingen van de uitgegeven te bewerken of in bewerking zijnde landbouwgronden, de vaststelling van de vruchtbaarheid van de percelen en de geschatte transportabiliteit van de oogsten werd gedaan door monniken, die op de kloosterscholen hadden leren schrijven in canoniek Latijn, rekenen, begroten en meten. Dat waren buitgewoon geleerde  en dus aanzienlijke personen. Ze waren niet alleen gewijd, maar ook toegelaten tot de bediening van de zeven basis-sacramenten. Ze hadden status. Ze waren altijd begeleid door gewapende miliciens. Ze verlieten vrijwel nooit individueel de legertros. Ze spraken dus ook niet zelf met de belastingplichtigen. Ze verstonden niet wat die koeterwaalden, de meeste subdialecten waren ook niet goed traceerbaar.

Albertus van Oostenrijk, aartshertog van Brabant

Deze priesters op inspectietocht werden begeleid door beambten die opgaven te kunnen tolken. Of ze dat goed deden kon de priester doorgaans niet vaststellen. Ze maten wel zelf op. Ze hadden expertises om de kwaliteit van de aardlagen aan de oppervlakten vast te kunnen stellen. Ze keken verder niet naar mogelijkheden van grondbewerking en zeker niet naar mogelijkheden om eventueel artesische putten te slaan. Ze stelden schattenderwijs de vermoedelijke eindoogst vast, verhandelbaar tegen de gemiddelde op dat moment gangbare waarden. Die in ruilverhoudingen werden gefixeerd, want gemunt geld was in deze regio niet of nauwelijks meer voorhanden nadat de strategische mobiele reserves zich hadden teruggetrokken. Ze noteerden dus in forfaitaire tienden. Die schatting was hoog. Zij dienden hun abt. Die, als bisschop, schatplichtig was aan zijn kerkelijke superieur te Luik die hij ook op zijn beurt tegemoet wilden werken.

De boeren, jachtgerechtigden en ambachtslui kregen dus vanaf het begin hoge tienden in de maag gesplitst. De aangeslagenen brachten zelden protest uit. Ze konden niet schrijven, zeker niet in de bureaucratische kanselarijtaal. Maar soms, als het te gek werd, deden ze dat toch wel. Via een ingehuurde mobiele schrijver. Die geeft op wat de landlieden en dorpelingen vinden van de heffingen en geeft zijdelings inlichtingen over klimaat, natuurrampen, vagebonden, bedelaars, heksen en tovenaars. Daarvan, van die bijvangsten, moeten u en ik het heden ten dage hebben. Deze colleraterale info vertelt over het gehucht waar de heffing plaats vindt en waarom daaraan niet te voldoen is. Daaraan kun je ontlenen wat het volkswelvaartpeil is. En hoe het komt dat er zoveel vagabonderende gewapende benden zijn: een concurrerende graaf heeft troepen afgedankt, geen soldij of leeftocht meegegeven en deze aterlingen bedienen zich nu zelf van oogst, zuivel en van de boerderijvoorraden. Er is een verschrikkelijk muizenplaag en het koren is beschimmeld zodat iedereen de Sint Vitusdans heeft of het Sinte Markoen. Dat staat niet in het protest, maar dat schrijft een beambte erbij die met de aartsdiaken op controletocht is langs de inningsplaatsen.

De abten houden zich daar niet mee bezig. Die willen keurig gecalligrafeerd de in pasmunt geschatte oogstwaarden in de verzamelstaten, de pouillé’s,  hebben. Die liggen of hangen gebundeld op of aan de klerkenpupiters van de kanselarij op de Sint Lambertsplaats te Luik. Deze pouillé’s worden veel later geraadpleegd door Jean Baptiste Gramaye die er een doorlopend historiografische narratief van maakt. Maar pas op. Hij is een hoge ambtenaar in dienst de van de Oostenrijkse Aartshertogen Isabella en Albrecht die deze regio beheren in opdracht van Philips II, de koning van Spanje. Die wil Brabant terug in zijn koninkrijk als een wapenstilstand eervol gesloten kan worden met Holland. Gramaye moet dus aantonen dat die aanspraak legitiem is en dat er altijd heel goed geregeerd is over Brabant door de Habsburgers. Er is pas kommer en kwel gekomen als de Hollanders in Kempenland en De Meijerij hun verdomde oorlogen komen voeren en de bevolking gaan brandschatten. Maar daarvóór ging het geweldig in Stripe bij Eindhoven. De Stripers konden drie prachtige luidklokken aanschaffen en hadden elf votief-altaren in hun Trudokerk, met mooie retabels en glanzende kandelabers. Er was een prachtig Calvariealtaar op het kerkhof dat in ieder seizoen bedevaartgangers trok. De Striper Kermesse was dan ook beroemd en druk bezocht. Daarom willen ze ook terug naar de oude bedeling voordat de Hollanders hun godschennende opstand maakten. Die info ontfutselde  Gramaye moeiteloos aan de runetekens in de Luikse pouillé’s.