Lockdown rookhol

Goor heeft in deze barre tijden waarin ieder individu op zijn private thuisbasis teruggeworpen schijnt een wijkplaats gevonden. Het is gesitueerd in het complex “De Markthof” vlak naast de Nieuwe Kerk van prins Maurits. Alle excentriekelingen uit het centrum drommen er samen. Ze roken er hun sjekkies, sigaartjes en hasj-stokken, delen elkaars heupflacons met geheimzinnige alcoholica, soms brandspiritus gelijk en staan elkaar rochelend, hoestend en niesend te bevestigen in hun unieke standpunten. Daarbij worden schuttingtaal, verwensingen en vervloekingen niet gespaard. Kijk niet vreemd op, als je bij binnenkomst in dit rookhol wordt begroet met ”Zo, paardelul? Klaar met broekhoesten?” of “Heb je nou al genoeg fietsen gejat voor je portie drugs?”

Ja, het is er Haags gezellig. Aldus Goor. En die kan het weten. Daarom vindt hij dat Geer er óók maar eens een kijkje moet nemen. Geer immers is nog altijd te zeer een kamergeleerde die de zaken te scherp stelt en blijft denken in abstracties. Daar maakt Goor zich wel eens zorgen over. Geer is een Don Quichote die denkt dat het onrecht de wereld is uit te geselen. Hij verwijlt in een al te transcendente wereld. Hij begrijpt niet veel van de maatschappij. Daarom moet Geer maar eens mee naar dat rookhol, als de koffie is gedigereerd op de winderige hoek Korte Pooten/Fluwelen Burgwal. Er komen de merkwaardigste types in dat hol, onaangetaste originelen op wie het dagelijks leven geen vat heeft gehad en die het snaaks weten te brengen.


Aangezien Geer boodschappen denkt te doen op dit onzalig vroege uur bij de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij aan de Marktstraat moet hij tóch die kant op. Dan kan een visite aan het hol dus in het voorbijgaan volbracht worden. Aldus Goor. De wandeling herwaarts is niet ver. Vooral niet omdat Goor onderwijl uitgebreid gewaagt van zijn politieke inzichten. Het gaat niet goed met Nederland. Dat om te beginnen. Het kabinet is uit op de vernietiging van de middenklasse. Het grijpt de pandemie aan voor een total reset van de samenleving. Het wil niets van een parlementair dualisme weten. Verder worden de pensioenen niet geïndexeerd, terwijl dat wel degelijk kan. Daarvoor is immers gespaard door de premiebetalers. Vroeger was alles ook beter. Iedereen wist zijn plaats en deed zijn best.

Maar nu? Het lijkt er niet op. Goor windt zich tijdens dit meeslepend betoog danig op. Zijn stem wordt hoger en steeds meer staccato. Bij de reeds drukbeklante oliebollenkraam kijken ze er van op. Vormt zich hier een samenscholing van wappies? Maar de twee verzakte gestaltes van Geer en Goor bewijzen aanstonds, dat daar geen sprake van kan zijn. Al ziet Geer er met zwarte hoed en lange jas, mét dat mondkapje op het onderste gelaatsdeel wel degelijk uit of hij op weg is naar een plofkraak. Goor wijst een diepe walmende sleuf aan in de zijgevel van de Markthof. Er is daar een soort onheilspellende mist die penetrant naar tabak ruikt. Op de achtergrond klinkt een basso continuo van gegrom, waaruit zich soms kijvende stemmen losmaken. Daar, achterin de sleuf, waar ratelend ijzeren hekwerken opgetrokken worden bij het lumieren van de kleurloze dag, schuilt het nirwana. Het hol. Waarheen allen die belast, bedrukt en verlaten zijn gewenkt worden door een vaag licht dat in de schimmige spelonken schijnt.

Een klaterende godslastering zet aan dat perspectief kracht bij, gevolgd door amechtig gehoest. Goor zwenkt af. Maar Geer, ineens door peilloze nooddruft overmand, realiseert zich ineens dat hij nog kerstledlichtjes nodig heeft. Hij moet op expeditie om dit gerief te bemachtigen tegen de in dit jaargetij, na de feestdagen, gangbare afbraakprijzen. Daarheen spoedt Geer zich, Goor te kennen gevend dat hij voorlopig allenig dit duistere Hotel California in de Hades van de Markthof zal moeten betreden.

Want Geer voelt ergens dat de brakke ochtendkoffie wel verkrijgbaar zal zijn in dit oord van dof vermaak. Maar niet een ticket to leave. We are programmed to receive/you can check-out any time you like/but you can never leave! Goor kan dat noch bommen noch deren. Geer daarentegen, nog niet voldoende door ervaring gelooid,  is daar niet aan toe. Niet hier. Niet nù. Zelfs niet op deze sombere ochtend vol braakvlekken op de tegels van de doorgangen onder de Markthof.  Noem het geesteszwakte.