Joegoslavië-tribunaal voedt het wantrouwen tegen Het Westen

Het Westen stelde het universele strafhof voor als de noodzakelijke sluitsteen in het VN-gewelf. Schendingen van het oorlogsrecht van grootschalige en systematische aard zouden exclusief berecht moeten worden door dat hof namens de volkerenrechtsorganisatie waarbij de internationale moraal, ethiek, de algemeen door een statenmeerderheid aanvaarde rechtsbeginselen der naties en de internationale rechtsgewoonten zou gelden als de humuslaag waarop de delictsomschrijvingen zouden worden geplant, gestekt, bijgeknipt en jurisprudentieel tot wasdom zouden worden gebracht. Dat hof zou het exclusieve primaat krijgen om daarover strafmacht uit te oefenen. Alle Charterpartijen – ook de namens de VN gemandateerde parastatale organisaties zoals de Heilige Stoel, het Rode Kruis en de regionale oorlogs- en verzoeningshoven — zouden de prioriteit van dat zelfstraffend hof erkennen bij jurisdictieconflicten.

Zetel van het ICTY in Den Haag

Het zou dan ook alle rechtstradities en rechtsmassieven brengen tot een substantive merger om aan dat meerderheidsbewustzijn, de opinio necessitatis ab omnibus atque erga omnia stem te geven. Daarbij kón per definitie niet behoren dat andere hoven op ad hoc of ad personam basis een vergelijkbare jurisdictie namens de charterorganisatie zouden uitoefenen. Dat was van begin af aan bij de PrepComsessie verzekerd en dat was ook in de UN-monitor uitgedragen. Maar op 22 februari 1993 kwam de VN-Veiligheidsraad toch met resolutie 808 tot de oprichting van het Joegoslaviëtribunaal (ICTY: International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia)  ter beoordeling van strafrechtelijke aansprakelijkheden ontstaan door en in verband met de Joegoslavische burgoorlog vanaf 1 januari 1991. Dat was met dat beoogde exclusieve primaat niet verenigbaar. Maar, zo zeiden de experts, de burgeroorlog was nu zo uit de hand gelopen dat met die oprichting haast moest worden gemaakt. En omdat er haast was, werd voorshands toch maar aangesloten bij de Neurenberger jurisprudentie en de daarbij gehanteerde materieelrechtelijke en strafvorderlijke uitgangspunten.

Dat adviseerde een onafhankelijke expertcommissie waardoor VN-Secretaris-Generaal Boutros-Boutros Ghali zich had laten bij staan. De Raad vroeg nu om een uitgewerkt Statuut. Dat verwees wederom, ook via non papers van de experts,  naar de uitgangspunten ten grondslag liggend aan de verklaring van St James’s Palace uit 1941, zonder veel omhaal en zonder details te releveren. Dat betekende dat het tribunaal een Westers  adversarial hof zou worden, geen twijfel aan. Dat bleek wel uit de non papers van de expertgroepen. Dat zijn de documenten waarop de experts hun interventies gronden; ze zijn officieus, ze komen niet in openbare circulatie maar ze zijn doorslaggevend bij een onderzoek naar de oorspronkelijke rechtshistorische intenties van de partijen die zich op het rechtsinstrument beroepen dat eruit voortkwam. Dat statuut dus. Een westers statuut. Op 25 mei 1993 bekrachtigde de Veiligheidsraad de noodzaak van zulk een statuut en zulk een tribunaal bij resolutie 827. Het tribunaal werd dus rechtsmachtvaardig.

Maar, aldus staten die niet deelden in het Westers rechtsmassief, dat hield niet eo ipso ook in dat het tribunaal ook alle defecten en karakteristieken zou gaan overnemen die kenmerkend waren geweest voor de Neurenbergse procesgang. Nee, dat was natuurlijk zo, aldus de experts: het procesrecht zou in zonderheid nog gedetailleerd omschreven worden tijdens de rechtsaanhangigheid van de aangebrachte zaken. Dan zou er best afgeweken kunnen worden van de Neurenbergse rules on procedure, evidence and practice. Maar dan zou dat overgelaten blijven aan de rechters. Die zouden daartoe een besluit moeten nemen en ook in overgangsrecht moeten voorzien, vooral als het zou gaan om toepassing, wellicht, van terugwerkende kracht van procesvoorzieningen of rechtshulpverzoeken zoals die tot overlevering, overbrenging, arrestatie, bewijsvergaring en rogatoire commissies.

Men moest nu even meewerken als rechtsgemeenschap van staten en niet oeverloos gaan zeuren. De rechters konden dat best beslissen, daar moet die gemeenschap vertrouwen in hebben. Zeker, maar dan zouden die rechters niet als vanzelfsprekend gerekruteerd moeten worden binnen het westers rechtsmassief. Dat gebeurde nu juist wel. Een vuile streek, aldus vele staten in Azië, het Verre Oosten en het Islamitische massief. Dat voedde het al langer woekerend initieel wantrouwen bij de PrepComleden uit die regio en continenten. Dat werd flink gespuid bij de Nederlandse desk in de grote PrepComzaal. Want de Nederlanders schenen het allemaal prachtig te vinden. Dat droeg de regering van dat staatje ook flink uit, ook bij het steeds weer gedane aanbod – informeel – om ICTY alvast te hosten in de stad achter de duinen, dan konden de Hollanders alvast oefenen hoe dat allemaal moest en wat het kosten kon. Waarbij ICTY werd gepresenteerd als voorloper van dat zelfstraffend hof. Dat dus zeker op dat ICT moest lijken. Anders had deze droge oefening – dry piloting, zei minister H.A.F.M.O. van Mierlo herhaaldelijk bij het aanprijzen van de zuivere zandbodem en het drinkwater in de Haagsche Beek – ook niet zóveel zin. Het aantal sollicitaties naar een post in Den Haag nam ook zienderogen toe.