Instrumentele strafrechtelijke beheersing van de sosjale reejaliteit

Even genoemde revolutionaire grootdenkers, die thans hun middenveld blank en schoon waanden terwijl ze ver voor de troep uitschaatsten op het ijs hanteerden ook kundig de polariteit tussen crime control model versus due process model. Bij het eerste model hanteerde de overheid het strafrecht als conditioneringssysteem om de samenleving zoals ze was te bevestigen, te zekeren en de burgers op hun onderscheidenlijke posities in hun klassen vast te nagelen. De bovenklassen konden deze beheersing aansturen. Zij waren zich immers bewust van de effecten van het negatieve stigma dat bestraffing altijd oplevert. Zij konden daarom die stigmata gedoseerd toebrengen opdat de sosjale omgevingswereld – de Umwelt, het was altijd beter hier een Duits woord in te lassen dat Rudi Dutschke (“der Rudi”) en deze soort voorvliegers steeds te pas en te onpas gebruikten om duidelijk te maken dat ze hun Marx goed kenden – zich voegde naar de privileges die de elite erop na hield.

“Der Rudi”

Deze elite, meestal nog afgebeeld in jacquet en hoge hoed met vest en horlogeketting – had zich verschanst in een bastion waartoe de onderklassen niet konden doordringen. In dat bastion werd de samenleving eigenlijk gemaakt via mokerslagen van het kapitaal. Het was een smidse. Daarbinnen golden spraakregelingen die duidelijk maakten wie de voorhamers mochten losmaken uit het instrumentenrek boven de werkbank. Het strafrecht was zulk een voorhamer. Maar ze was omzwachteld. Ze dreunde neer, maar niet hóórbaar. Wel zichtbaar. Wel tastbaar. Wel effectief. Repressie om het klootjesvolk te conditioneren. Wat het graag wilde. Ook de hond likt de zweep van de baas. Het vormde de burger of onderdaan naar een mal die hem deed passen in het kleine hokje dat de elite voor hem bestemd had.

Stigmatisatie was daarbij noodzakelijk en verder ook voortgezette isolering via detentie. De vervolgde was steeds een slachtoffer van de opzettelijk daartoe bedachte structuren. Welke dat waren, dat was niet steeds heel goed duidelijk. Ze waren er. Wie dat betwijfelde, deed zelf mee aan de instandhouding van die structuren. De vervolgde was dus een onrechte eenling. Het strafrecht trapte hem verder in de maatschappelijke slijklagen. Aldus bemodderd werd dat slachtoffer natuurlijk geestelijk gestoord. Dat was de bedoeling. Het was niet een neveneffect. Daarom moest de maatschappijkritiese jurist zich doorlopend bewustzijn van deze luizenstreken van de gevestigde orde. De bourgeoisie. Deze term moest walgend, tot brakens toe uitgesproken worden, steeds heftiger gearticuleerd. Alleen via een kommunisties leedtoevoegingstelsel dat éérst de elite had kaltgestellt via ontvoogdings- en politieke opvoedingsprogramma’s in kampen kon – maar optimistisch mocht men daarover niet zijn – aan deze eindeloze cirkelspiraal van maatschappijbevestigingen via het strafrecht dat de bourgeoisie in de negentiende eeuw had weten te codificeren doorbroken worden. De dader van een delict was altijd primair slachtoffer van dat systeem. Niet de partij wier lijf, eerbaarheid of goed waren gekrenkt door dat strafbare feit, wel integendeel. Die had zelf aangifte durven doen en bleek daarom mede schuldig aan de sosjale deprivatie die het strafrecht de onderklassen toebracht. Dit kon alleen beheersbaar blijven indien men inzag dat het strafrecht de immanente grondrechtspositie van de vervolgde niet krenken mocht. De vervolgde blééf immers niet alleen volwaardig lid van de rechtsstaat, maar hij behoorde ook bijzonder optimale rechtsbescherming te krijgen wanneer de bourgeois het strafrechtssysteem – een systemisch perspectiefstelsel uiteraard – in werking bracht om de ontrechte delinkwent of misdoende medemens  te desocialiseren en te ontmenselijken als Stoff an den die Tat gerächt wurde.

Het onderzoek ter terechtzitting diende daarom maximale proceswaarborgen te bieden aan de vervolgde om deze toeleg toch te frustreren. Dat was wel anticyclisch schakelen geblazen voor het Openbaar Ministerie dat behept was met een tunnelvisie. En het was ook duur. En traagzaam. Want het was wel hinderlijk bij de actuele waarheidsvinding. Omdat er zo vaak onrechtmatig door de strafrechtsmacht werd opgetreden die zich van de structuren nooit echt bewust was. Dat kon ze ook niet. Want ze bestond uit bourgeois. Dat moest ook veranderen. Door een eind te maken aan de gematigde coöptatie bij de benoeming van magistraatspersonen binnen die macht. De burgerij die de eigen rechterlijke macht samenstelt zonder demokraatiese legitimatie.  Zodat de onderklassen ook de rechterstoga konden verwerven.  Met subsidie, dat spreekt, om de maatschappelijke achterstellingen weg te werken.  Ieder strafproces hoorde neer te komen op een hoogst individuele plastische schuldkonfrontaasie. En aangezien “schuld” eigenlijk niet bestond maar een burgerlijk construct was, was dat alles bij elkaar niet alleen best moeilijk en duur maar eigenlijk innerlijk tegenstrijdig. Het zou lang duren. Maar dan had je ook wat. Due process, namelijk. Alles wat niet beantwoordde aan dat profiel, was overduidelijk een geval van crime control.