Ingestudeerde onbeschoftheid

De babyboomers worden gefixeerd tussen 1945-1955. Ik ben er dus een hekkensluiter van. Ze groeiden op in Herrijzend Nederland dat een wat opgefokt maatschappelijk optimisme kende. Iedereen de handen uit de mouwen, een steentje bijdragen aan een mooier, eerlijker en minder verzuild Nederland. Dan lag een glanzende nationale toekomst in het verschiet. Ik benadruk het bijvoeglijk naamwoord in dit zinnetje. Want internationaal en zeker supranationaal werd er echt niet gedacht. De boomer hield voorlopig op bij de landsgrenzen. De daarin bestaande maatschappelijke organisatie was maakbaar bij overheidsplanning. De socialisten zaten nu echt in de volgtijdelijke regeringen. En die hadden altijd in die maakbaarheid geloofd. Zo hadden zij een “Plan van de Arbeid” durven lanceren in de sombere dertiger jaren waarbij de overheid actieve conjunctuurpolitiek zou moeten bedrijven. Dat was weggehoond door de confessionelen en liberalen.

Maar nu, onder Drees, zou het kunnen. Bij de wederopbouw zouden alle maatschappelijke structuren grondig worden heringericht. Geen segment van nijverheid, kunst, cultuur, wetenschap, onderwijs, maatschappelijk hulpbetoon zou eraan kunnen ontsnappen. De exploderende ongekende welvaartsstijging die begon bij het loslaten van de geleide loonpolitiek zou het allemaal begunstigen, mits de nieuwe mens zich zou weten te ontvoogden aan de mythes van religie en bovenzinnelijke axiomata. En dus aan de daarbij behorende ritualistieken die al veel te lang geheerst hadden in het publieke domein. Daarbij hoorden nieuwe omgangsvormen. Die ruimte zouden geven aan de individuele zelfontplooiing en bijbehorende vrije moraal. Ze kwamen onvoorwaardelijk neer op zorgvuldig ingestudeerde onbeschoftheden. Die werden samengevat als de nieuwe jongerencultuur. Die werd gekenmerkt door massaliteit. Waar velen waren, eenstemmig van leus, heerste de waarheid.

Protesten, scanderend gebracht, flower power, krieties dialectisme, en emancipatie van alles. Autoriteit bestond niet, dat was maar een kunstmatige aanname en een meerderheid had de eigenschap dat ze niet kon dwalen. Mits ze gesloten was van visie en onderling solidair. In abstracto. Dat was te herkennen aan ingestudeerde onbeschoftheid. Het was dus zaak bij het betreden van een feest te wachten tot de glazen van de vliegeniersbril niet langer beslagen waren, dan het kleffe petje op het voorhoofd met de vette haarlijn te duwen, laatdunkend rond te zien, en duidelijk te zeggen: “Allemaal rotzooi. Ouwe meuk. Mij een biet. Heb ik soms wat van je aan?”  Daarbij schikte het als men tegelijkertijd ook een scheet kon laten of kon boeren. Vervolgens zette men een flesje bier aan de lippen en dronk het gorgelend in één teug leeg. Vrouwen konden dat beter niet doen, maar die konden hun gelaat zo zwaar opmaken rondom de ogen dat daaruit een dusdanige doodshoofdachtige onbewogenheid bleek, dat betrokkene onintimideerbaar was. Het hielp om dan een sjekkie te draaien en deze tuitvormig links uit de zwaar rode of lichtblauwe mond te laten hangen. Het beste was om daarna te doen blijken dat men ook seksueel van wanten wist en zich niets liet gezeggen. Dit kon bij alle gelegenheden.

Zeker bij bruiloften, partijen en zoiets verachtelijks als een verlovingsfeest. Waren opoe en opa dan deerlijk geschandaliseerd, dan was er veel bereikt. Wist men de eigen verwekker te tergen tot mondschuimends toe, dan kon de plechtigheid niet meer stuk, vooral als daarmee het scenario van de oorspronkelijk opgezette plechtigheid totaal verstoord was tot onherstelbaarheden toe. Dat gewaagde van authenticiteit, zelfbewustzijn en geestelijke onafhankelijkheid, óók, als men daarbij overduidelijk een wat verkrampte imitatie ten beste dacht te geven van idolen als Ramses Shaffy, Gerard van het Reve of Jan Wolkers. Hees, rochelend en staccato spreken zonder enige articulatie of pauzering was aan te bevelen.  Snoot men dan ook nog handmatig de neus door beurtelings een gat af te sluiten en krachtig buitenwaarts te snuiven, dan had men door de loutere aanwezigheid een plechtigheid voldoende luister bij gezet. Opmerkelijk hoe velen in mijn naaste kring er aanleg voor bleken te hebben, terwijl ik toch had gedacht dat ze voor één gat te vangen waren.