Historiografische hagiografia

Koning Willem III in 1875.

Robert Fruin kreeg zijn leeropdracht in 1860. Willem III was koning van Nederland. Zacht gesproken was Willem niet populair, geliefd en geërbiedigd. Ontzettend, wat een Russische doerak zat er op de troon der Nederlanden. Russisch, jazeker. Zijn moeder was de legendarische Anna Paulowna uit de tzaren-dynastie Romanow. Die familie bestond bepaald niet uit leger-des heils-soldaten. Ongelooflijk, wat een verzameling autocraten, sadisten, tirannen en jesus-jumpers. Totaal geen gevoel voor de gedachte dat de legitimiteit van gezag toch – direct of indirect – samenhangt uit de bereidwillige aanvaarding door een volksmeerderheid.

Soevereiniteit kwam van god. Dat was een hoogstpersoonlijk privilege. Daarom kon je doen wat je wou. Dat deed Willem III dan ook. Hij kon niet tegen tegenspraak. Alleen slaafse nadering kon hij verdragen. Dat merkte minister Thorbecke als geen ander. Thorbecke die de  grondwet had gewijzigd in 1848. Daarin stond dat de koning weliswaar onschendbaar was, maar dat regeren alleen kon met ministeriële verantwoordelijkheid jegens de volksvertegenwoordiging. Die dan ook de befaamde tegenmacht moest kunnen opbrengen. Dat kon zij vooral door de rijksbegroting af te keuren voor het komend boekjaar. Daarmee was ze begonnen in 1840, toen ze erachter was gekomen dat koning Willem I hoogstpersoonlijk een staatsschuld had opgebouwd van 2200 millioen Rijnlandse guldens. Een schok voer door de natie. Dat schreven de kranten. Want iedereen dacht dat Willem I een goede boekhouder-koopman was.

Van Willem III was al bij zijn inhuldiging bekend dat hij een zuipschuit was, een hoerenloper en een vrouwengek. Een ongedisciplineerd man, met veel emotionele ontremmingen. Een man met uitvalsmomenten die bulderend ministers begon te beledigen, maar ook gezanten, ambassadeurs, vreemde regeringsleiders en hoge militairen. Willem III maakte het in die tijd veel te bont. De reputatie van het Huis Oranje kreeg knak op knak. Hovelingen dachten nu, dat Robert Fruin als professor in een gloednieuw vak een soort van spin-doctorfunctie kon gaan vervullen. Een professor, dat was destijds net als nu, iemand die verondersteld werd verstand te hebben van iets wat niemand begrijpt en daarover geweldig indringend gewichtig kan praten. U ziet ze zich tegenwoordig verdringen in de praatshows van de verrekijk.

Robert moest nu in geschiedenisverhandelingen het Huis van Oranje de hemel in prijzen en breed uitsmeren hoe veel Nederland aan dat Huis verschuldigd was. Ingewikkeld schrijven kon Robert en vooral dingen naar voren brengen met indringende klem van nadruk, waar eigenlijk ook geen tegenwoord bij mogelijk is. “Aan het middelbaar onderricht in de nationale geschiedenis kan nog veel verbeterd worden!”.  Daar kun je eenvoudig niet tegen zijn. Zoals “De positie van het slachtoffer in het strafgeding verdient heroverweging, gelet op het strafvorderlijk verleden van Holland”. Daarover liep Robert af als een wekker. Dat kon hij met gezag doen, als ex-archivaris van het gemeente-archief van Rotterdam.  Over de Oranjes, vooral Willem de Zwijger. Wat was die nobel geweest! En verdraagzaam. Godsvruchtig, ook. Verstandig, wijs, bekommerd om de volkswelstand en de vrijheid van geweten. Robert wist er alles van uit acten over Willems verblijf in de Prinsenkerk te Rotterdam. Robert ritselde dan veelbetekenend met perkamenten. Die bijna niemand kon lezen: gesteld in het rare Latijn uit de zestiende eeuw en wemelend van gekke afkortingen.

Robert was een historiografische Panoramix, die het hof van Willem III goed kon inzetten. Roberts geheimzinnige toverdrank zat in zijn onherleidbare kunde in het vaderlands verleden.  Robert moest nu vooral in de woeste uiterlijke gelaatstrekken van deze misanthropische drinkebroer Willem III toch de milde vroomheid ontwaren van die Willem van Oranje. Diens bereidwillige genegenheid tot zijn volk van polderwerkers en geuzen. Diens natuurlijke charisma bij zijn bestuursuitoefening. Diens wijze terughoudendheid bij godsdiensttwisten

Robert moest de hagiograaf van de Oranjes worden. Hij had de ruimte, want bijna niemand wist nog precies wat er was gebeurd met de Republiek van de Zeven Verenigde Provinciën. Een blinde vlek was dat, in 1860. Robert begon zijn webben te spinnen. De herfstdraden zouden gaan glanzen in de zonnige ochtendmist.