Het zwevend machtsevenwicht in De Kempen

Na 1650 is het niet meteen rustig in Kempenland. Het staat nog lang niet vast wat de status van noordelijk Brabant zal zijn in het staatsverband van de Republiek. Die is wel niet brandnieuw. Want Spanje heeft haar als mogendheid al ruim erkend door er een wapenstilstand mee aan te gaan in 1609. De vraag is: is deze Republiek een territoriaal gebonden rechtsorganisatie zoals een vorstendom of koninkrijk? Heeft zij in dat grondgebied een  rechtsgrond voor de uitoefening van interne soevereiniteit? Dan moet eerst vaststaan waaruit dat territoir geografisch bestáát. Dat duurt nog decennia. Het is eigenlijk pas helemáál  vastgesteld als de enclaves Baarle-Nassau en Baarle Hertog gedefinieerd zijn. En dat gebeurt pas in de zeventiger jaren van de twintigste eeuw. Niettemin neemt iedereen aan dat de Republiek in 1713, bij de Vrede van Utrecht, echt wel een normale staat is.

Dan staat dat grondgebied daartoe voldoende vast. Maar in 1651 trekken nog Staatse troepen over de afwachtingslinies onder Tilburg en bezetten de abdij van Postel, bewerend dat die volgens de vredesregeling Republikeins is. De Spanjaarden jagen hen weg. Omdat de Fransen hen steunen kunnen ze dat. Tijdelijk. Zo is het overduidelijk dat Kempenland gedeeltelijk bij  de Republiek hoort, maar er zijn nog steeds grensconflicten van allerlei aard, ook al omdat de Prins-bisschop van Luik niet meewerkt. In de streek rondom Eindhoven moeten daarom de protestanten echt niet een te grote mond hebben: ze doen wel of ze de macht hebben, maar in deze regio staat dat nog helemaal niet vast. Daarom moeten de vertegenwoordigers van het Huis van Oranje – die ambtenaren worden soms, eigenlijk ten onrechte, “stadhouders” genoemd — in deze streek ook geen grote smoel opzetten. Dat kunnen ze toch niet goed afleren.  Johan van Beverwijk bijvoorbeeld laat duidelijk blijken dat roomsen zelfs geen beambten kunnen worden, zelfs geen kantonnier. Dat wil de Raad van State niet hebben. Dat wekt onrust. Hij vindt dat de zaak met dat ineengezakte kerkje te Strijp ook niet zo hóóg moet worden opgespeeld. Dat hangt immers mede af van de vraag hoe sterk de Republiek in het zadel zit en in deze periode lijkt het er soms op dat ze op sterven na dood is. Denk aan het rampjaar 1672, als de Fransen haar dreigen te overweldigen. Dan zendt de Raad onmiddellijk regionale stadhouders die een toontje lager zingen, waaronder beambten uit de langbeproefde clan Spoor. In de requestwisseling in het voorgaande stukje blijkt dat die vóór alles herrie wil vermijden. Dan krijgen de Strijpenaren meer draad, maar niet de vrije teugel.

Dat vrágen ze ook niet. Als ze met rust gelaten worden, zijn ze al blij. Maar dat kerkhof, dat willen ze gebruiken, daarin hebben ze al veel geïnvesteerd. In 1672 blijkt dat Frankrijk aan de kant van de roomsen staan. En dat ze eigenlijk ieder moment terug kunnen komen. Er is geen suffisant Staats veldleger dat ze dat zal beletten. Dat wéét Den Haag verrekte goed. In 1688 wordt dat anders, want dan wordt de  stadhouder, de  Prins van Oranje, Willem III, waarachtig óók nog eens koning van Engeland en volwaardig militair opperbevelhebber van de Republiek. Hij heeft het Engelse veldleger tot zijn beschikking. Maar Willem wil stomweg geen godsdienstconflicten. Hij wil de Franse geopolitiek frustreren. Hij wil dus dat zijn ambtenaren zich daarop concentreren en dat zij de Brabo’s te vriend houden. Vanaf dat jaar krijgen de Strijpenaren meer armslag en laten de beambten uit Eindhoven ze met rust, al worden ze nooit vrienden. De Strijpenaren krijgen wat financiële mogelijkheden om het schuilkerkje aardiger in te richten op ’t Ven. Ze zetten er een aardig barok altaartje neer met opstand, een kanseltje met houtsnijwerk, er komen wat santen – beelden – van populaire heiligen en er zijn daar tavernes. Want het wordt er op zondagochtend gezellig en druk. Een dorstige ziel wil lafenis en niet met wijwater. De dominees vinden het schandelijk. Maar ze doen er niets tegen. Er komen Franse verkenningstroepen ineens de Kempen binnen. Ze vernielen weer flink wat, maar ze betalen verteringen doorgaans wel. De Brabo’s durven nu in Den Haag flink te klagen, ook over de te hoge belastingen. En de Raad van State vindt nu dat daaraan aandacht moet worden gegeven. De Republiek moet geen interne onrust hebben in deze woelige tijden.