Het politiek gevaar van de forum-privilegiatum-procedure

Het unieke van de affaire-Simon de Leugenaar was, dat de minister apert loog. Geen twijfel over mogelijk. Hij was niet verkeerd door zijn ambtenaren voorgelicht. Hij was ook niet vergeten dat hij een monopolie-contract aan De Bataafsche had aangeboden. Onmiddellijk nadat Marchant begon te zwaaien met het ter griffie gelichte regeringsdocument met de concepttekst der gunning, erkende De Graaff dat het echt was. Hij vroeg zelfs geen nadere inzage. Het was dus niet zo, dat hij terugviel op het tegenwoordig zo geliefde gambiet dat hij “ergens geen actieve herinnering aan had”. De Tweede Kamer was furieus. Maar Simon bleef onverstoorbaar. Dat maakte de Tweede Kamer uiteraard nog bozer. Simon rekende erop dat tóch geen coalitie gevonden kon worden voor een anders samen gesteld kabinet en dat Colijn hem onvoorwaardelijke dekking zou doen verlenen door de fractie van de Anti-Revolutionaire Partij. En zo was het.

Een andere regeringscombinatie dan de zittende zou een decennium feitelijk niet echt mogelijk blijken te zijn. De Tweede Kamer was dus vleugellam. En daarom kwam er ook niets van een motie tot verwijzing van Simon naar de Hoge Raad. Heel vaak spreken ministers niet onomwonden de waarheid. Ze misleiden de Tweede Kamer, zeker, maar dan kunnen ze toch vaak verontschuldigend terugvallen op het feit dat het feitencomplex waarover ze ondervraagd worden vele interpretaties toelaat. Zij geven hun versie, die aanvechtbaar lijkt, maar die wellicht toch kan sporen met een bezwaarlijk traceerbare waarheid. Toen minister Luns bij hoog en bij laag de Tweede Kamer verzekerde dat zijn nieuw Guinea-politiek tussen 1955-1963  kon rekenen op militaire steun uit Washington – Luns wilde niet dat Nederland het Vogelkopeiland opgaf als koloniaal bezit – waren de feiten niet aanstonds in lijn met deze voorstelling van zaken.

Minister Luns in zijn hoogtijdagen

Lóóg Luns dus? Nee, want er waren voldoende indicaties dat de USA-minister van Buitenlandse Zaken tijdens een uitvoerig besproeide lunch die steun inderdaad had toegezegd. Washington had zich niet willen vastleggen op militaire contingenten en liever gekozen voor economische en monetaire sancties. Tegen Soekarno’s Indonesië. En nadat Washington was vastgeraakt in het moeras van zijn rampzalige Vietnamese militaire avontuur wilde het in het Verre Oosten niet nóg een brandhaard faciliteren, nu tegen Djakarta. De toezegging was vaag, ontijdig en ondoordacht geweest, omdat, toen ze gedaan was, de regio nog niet volledig gestabiliseerd was ten faveure van het Westen. Soekarno kon nog met het Kremlin flirten, terwijl Soeharto die, later, al ruim  voor zijn staatsgreep de touwtjes in handen had in de Archipel, niets van het communistische blok moest weten. De toezegging was gedaan op voorwaarde van gelijkblijvende omstandigheden, zei Washington, ceteris paribus, maar Luns kón menen dat Washington Nederland te hulp zou komen tegen een Indonesische invasie in Nieuw-Guinea. Australië ging destijds ook uit van een dergelijk scenario.

Toen echter minister Opstelten van Justitie in 2015 meldde aan de Tweede Kamer dat het bonnetje, waarmede de zware crimineel Cees H. een gouden handdruk kreeg van enkele millioenen indien hij als kroongetuige medewerkte aan een lopend onderzoek tegen zware criminelen, “zoek” was, lóóg de minister. Het zat bij de parketstukken op de Amsterdamse locatie en lag zelfs in de slip van de kaft van de eerste map van het desbetreffende dossier. Het was niet weg, het was zelfs niet onvindbaar. Het lag op de plaats waar dat soort merkwaardige documenten normaliter in de dossiers gestoken plegen te zitten. Een parketsecretaris kon het dus meteen uit de slip vissen van de gekartonneerde kaft. Uit de afrekeningsnota blijkt dat de belastingdienst erbuiten werd gehouden. En dat wilde Opstelten niet wáár hebben voor de Kamer. In beide gevallen gaat het om eenvoudige bewijsredeneringen, zonder politieke dimensies an sich. Het daderschap is simpel vast te stellen. Bij de verwijzing naar de Hoge Raad wint de Tweede Kamer in zulke zaken niets. Zelfs geen tijd. De Raad wordt niet gepolitiseerd. De verwijzing dient de integriteit van de politiek. Want die is bestaanbaar.