Goor kreeg bijna De Leeuw

Goor was vroeger hoog. Heel hoog. Ontzettend hoog, eigenlijk. Je hebt geen idee, hoe erg hóóg eigenlijk. In Rotterdam zeiden ze wel: “Het is een hoge mieter, als-ie op een trappie staat!” in dergelijke gevallen. Het is dus, minstens een interregionaal probleem, die hoogheid. Goor krijgt zo nu en dan kennelijk het gevoel, dat hij niet voldoende op zijn onuitsprekelijke mérites beoordeeld blijft. Terwijl hij vroeger er zo flink de wind onder had. Getuigschriften daartoe draagt hij ook bij zich. Zo mag hij gaarne laten zien via zijn I-pod dat zijn eigenste zoon zomaar, in het wild, staat te discussiëren met de koning en koningin. Maxima en Willem-Alexander, zegt Goor er dan verklarend bij, terwijl hij nadrukkelijk de gestalten aanwijst op het schermpje.

Want een goede verstaander heeft soms zelfs aan een half woord echt niet genoeg. Vertel mij wat. Goor heeft al herhaaldelijk aan de marktkooplui uiteen gezet, met veel gebaren en betekenisvolle stiltes, dat hij vroeger als directeur van de Nederlandse contraspionage bijna was ontvangen door Bresjnew. Bresjnew! Dat kan bijna niemand zeggen. De president van het Russische politbureau, heb je dáár van terug? Heel de binnenstad van Moskou lag dan ook plat. Overal veiligheidsagenten en alle verkeerslichten stonden in de rijrichting van Goors limousine op groen, uuurenlang. Uuuren! Heel het verkeer in het centrum gestoord. Opstoppingen, mijnheer. Omleidingen. Verwarring. Botsingen. Het wás me wat. Ja, een mens kan wat meemaken.

De kooplieden, hinderlijk gestoord in hun inspectie van een geheimzinnig document gesteld in canoniek middeleeuws Latijn, knikken dan terloops. Echt met hun gedachten zijn ze er dan niet bij, omdat het initialenschrift niet beantwoordt aan de Woenselse stijl zoals die van het gelijktijdig in de circulatie gekomen Florarium Temporum, dat in de negentiende eeuw herondekt werd op de zolders van de pastorie te Wagtendonck te Duitsland. Een belangrijk ijkpunt in de Nederlandse litteraire wereld. Dat Florarium was destijds een universele historiografische encyclopedie, geschreven door de Augustijner ongeprofeste monnik Clopper. De betekenis van dat geschrift kan bezwaarlijk overschat worden door vakbroeders, maar het schrift op de banderolle die Paul Gamers behulpzaam in de ochtenstond ontrolt heeft er veel gelijkenis mede. Het is een open latina, zeker, maar met fractuurcomponenten.

De opmerking van Goor over Bresnjew dreigt dus onder tafel geschoven te worden. Dat verdriet de ongeremde verteller, die expres vroeg is opgestaan, smartelijk, een kind kan het zien. Daarom geeft hij andermaal op dat hij directeur was in schaal zeventien. Al op zeer vroege leeftijd, mag ik wel zeggen. Heel vroege leeftijd. Goor had de veldmaarschalksstaf al vroeg rammelend in de ranselzak, daar mag geen misverstand over bestaan. Ton Annink zag het, de secretaris-generaal die succesvol zovele departementen heeft gemanaged. Annink, de regelaar.

Annink, de krachtpatser die vele ambtenaren alle hoeken van hun zompige afdelinkjes liet zien. Die Annink dus kwam Goor tegen. Goor was er niet op bedacht. Hij stond bij het koffiezetapparaat en vertelde een geweldige dijenkletser. Een erudiete anekdote, eigenlijk. Zoals Goor dat kan. Nu óók. En Annink kwam voorbij, ik zei het al, nee, sorry, maar dit wil ik toch even afmaken, en zag de veldmaarschalksstaf in Goors ransel. Zo steeg Goor nog sneller in de schalen. Hij werd voortijdig vol directeur. Normaal kreeg je destijds dan na vier jaren De Leeuw. Ridder in die Orde, dus. Daar had je recht op. Je knoopsgat in de linkerrever van het tailor made costuumjasje was er voor verwijd. En toen, mensen,  toen werd ineens dat decoratiestelsel veranderd! Dus, ik resumeer: Goor stond al op de nominatie, de Kanselarij der Orden had hem al ingeseind, en toen kréég Goor dat lintje niet meer. Op het allerlaatste moment werd dat Goor meegedeeld. Heb je daar nu van terug? Dat is toch niet te geloven?  Zulke dingen maak je méé. Echt waar.