Gebrekkig leervermogen van de mensheid

De geschiedenis zou toch moeten leren dat niets de Parijse Vredesonderhandelingen méér heeft gecompliceerd, vertraagd en van prestige-dimensies heeft voorzien dan voortijdige uitspraken van regeringsleiders over “oorlogsschuld”. Woodrow Wilson presenteerde aanvankelijk zijn veertien leidende uitgangspunten over de restauratie van de vrede zónder een clausule over die schuld. Dat deed hij in het voorjaar van 1918 in het congres te Washington. Hij vond wel, binnenskamers, dat de Duitse keizerlijke regering die schuld droeg, al bij de inval in Luxemburg, maar hij hield dat voor zich. Hij werd nog ter dege op dat punt geadviseerd door zijn minister van Buitenlandse Zaken, Robert Lansing.

Jeroen Bosch: de triomf van de dood

Die zei Wilson, dat hij, zeker als Staatshoofd noch moest moraliseren noch juridiseren. Daarnaar luisterde Wilson toen nog wel. Hij erkende dat hij geen jurist was. En dat hij volkerenrecht eigenlijk abracadabra voor hem was. En zeker dat hij eigenlijk niet goed wist wat het verschil was tussen dat vage ongecodificeerde recht en het in verdragen redelijk geëxpliciteerde internationale privaatrecht dat mede gaat over de schadeplichtigheden die op interstatelijk niveau kunnen ontstaan. Maar toen nam de Duitse rijkskanselier onverwacht direct met Wilson in persoon contact op, ingeleid door een radiotelegrafisch bericht. Dat kwam bij hem binnen via een démarche van de Zwitserse gezant in Washington. Die had het verzoek, als tussenkomende vertegenwoordiger van de Duitse Rijksregering, aan de president in persoon te vragen om “zich in te zetten voor de restauratie van een volledige vrede”.  Zie mijn blog van 09/11/2021. Het is even terugbladeren op deze site.

Over die tekst heeft Van Baden heel lang nagedacht. En ook over de wijze waarop de Rijksregering contact zou zoeken met Wilson die nog wel als enigszins neutraal werd beschouwd door Berlijn. Van Baden wist: Frankrijk en Groot-Brittannië zijn verteerd door wraak. Beide staten hebben immense verliezen geleden. Bijna geen gezin in Engeland of Frankrijk, of dat heeft wel ergens een gesneuvelde of verwonde nakomeling of betrekking te betreuren. De dood is daar overwinnaar, naar het schijnt. Bij de USA is dat nog niet zo. Laat ik mij dus in algemene termen uitdrukken. Ik laat dat doen door een staat die ik vraag mij goede diensten te willen bereiden. Een staat die angstvallig neutraal is geweest. Zwitserland dus. Nederland niet. Terecht of ten onrechte verdenken de westerse geallieerden dat staatje ervan bestendig pro-Duits te zijn geweest. Op 27 oktober wordt dus Wilson gevraagd: wat verlangt u voor vredesherstel?  Wilt u daarvoor een inspanningsverplichting aangaan jegens de hele wereld? Erga omnes, dat is de technische term.

Van Baden gebruikt die woorden, niet omdat ze vrijblijvend zijn, maar omdat hij dit verzoek wil onttrekken aan de bijna onbeheersbare emoties van vergelding die de strijdende partijen aan het westelijk front dag in dag uit beheersen en cultiveren om hun strijd vooral een rechtvaardige te doen zijn, een die gevoerd wordt door de goeden tegen de slechten. Hij vraagt dus ook om deze bemiddeling voorshands diplomatiek via Zwitserland te voeren. Hij weet dat Wilson een Volkenbond wil oprichten. Max van Baden vindt dat prachtig. Daar zal Duitsland dan óók lid van zijn. Die Bond kan dan een arbitrage beramen betreffende territoriale aanspraken en vergoedingen, schadeloosstellingen en herstel van staatszelfstandigheden. Dat moet tijd hebben om bij Wilson in te dalen, dat weet Van Baden, die denkt Wilson wel te begrijpen, óók. Dat betekent dus ook dat het Duitse opperbevel de linies in noordelijk Frankrijk gesloten moet weten te houden ook al trekken de divisies bestendig oostwaarts terug.

Van Baden vermoedt dat dat Duitse Veldleger nog lang niet verslagen is, ook al heeft Ludendorff hem van het tegendeel trachten te overtuigen in een paniekaanval. Ludendorff is nu weg, ontslagen. Van Baden vraagt dus niet om een wapenstilstand. Hij zal daar gek zijn. Dat is een militaire overeenkomst waarmee erkend wordt door één der partijen dat zij een wapenstilstand nodig heeft. Dat zou dan Duitsland zijn. Daar zou de wereld van opkijken, want nog steeds geldt dat Veldleger als onoverwinnelijk en geducht. Terecht. Dat blijkt later ook. Wilson vindt het prachtig. Hij, de profeet, de wederverschenen Alverlosser, wordt benaderd door het onverdachte Zwitserland namens de mensheid. Erbarm u over ons, o heer en Messias. Hij ziet hier politiek gewin. Hiermee kan hij de onverbeterlijke republikeinen flink op achterstand zetten bij de komende verkiezingen. Hij doet weten, aan de wereld, urbi et orbi, dat Duitsland hem ziet als de arbiter mundi. Het vraagt hem om introductie van verkenningsbesprekingen. Die dienst wil Wilson de mensheid bereiden: daarvoor is hij immers ter wereld gekomen.

Maar, zo zegt Wilson, dan moet de Keizerlijke regering aftreden. Hij wil onderhandelen, zeker, maar met een democratisch gekozen uitvoerend bewind zonder die Wilhelm II. Daarmee is de kwestie van de oorlogsschuld op het tapijt gekomen als hondenpoep in een druk belopen centraal motief van een ingewikkeld Perzisch Karpet. Aangezien de halve wereld zich met de vrede gaat bemoeien worden die fecaliën onuitwisbaar tot in het hennepraster van de vloerbedekking te Parijs vastgestampt. De geur zal menige zitting overweldigen. En niets kan haar verdrijven. Ook al omdat de ouwe Clémenceau de ramen niet wil open hebben vanwege de tocht. Dát is, wat er de 21e december jongstleden in Washington gebeurd is. Poep. Op de stoep. En overal.