Fundamentalistiese maatschappijbevestiging

Nieboer was in ieder geval beslist niet bereid om mee te gaan doen aan allerlei vergadergremia die steeds weer ontaardden in maatschappelijke contestaties. En zéker niet als hij dan in debat moest gaan met allerlei rooien die extremistische standpunten erop na hielden, die trouwens niets, maar dan ook niets te maken hadden met het bestuderen van het Nederlandse positieve strafrecht. Waarom moest hij, als hij gelden aanvroeg voor het opzetten van een studieboek over de diverse forensische toerekeningssystemen bij aantoonbare psychische afwijkingen éérst een eindeloze uiteenzetting aanhoren over de humanitaire pacificaties in de steden door de communistische bevrijdingstroepen in Cambodja en de visie omtrent het staatshoofd Norodom Sihanoek aldaar die de volksbevrijding aldaar zo volledig volgens de VN-standaarden wist te borgen?

De verschrikkelijke Frankfurter Schule: Horkheimer en ook nog Adorno

Als Wim, wetend hoe zinloos dat was en dus met tegenzin, opwierp dat inmiddels al achthonderdduizend slachtoffers waren gevallen door de interventies van de Rode Khmer werd hem honend tegengevoerd dat hij dat zeker had ontleend aan het Reformatorisch Dagblad. En als Wim dan stelde dat hij dat uit heel andere bron had, omdat hij niet geacht wilde worden reformatorisch te zijn werd hem verweten dat aldus maar weer eens bleek dat hij een fundamentalistiese maatschappijbevestiger was die zwaar steunde op de CIA- hetzes dienaangaande. Daarvoor kon de spreker dan treffende bewijzen aanvoeren, die kennelijk afkomstig waren van een ultralinkse wetenschappelijk medewerker in de criminologie. Die had Wim kennelijk staan afluisteren. Nee, ik kreeg Wim niet zo gek dat hij daarvoor helemaal uit Nijkerk kwam. Ik moest dan zelf er maar heen gaan, naar dat soort subsidieclubjes.

Dat dééd ik. En raakte dus verzeild in een hoogscholastische discussie uit de nadagen van de Thomistische theologie betreffende de vraag of de wilsvrijheid en de goedheid van de mens eigenlijk wel  acceptabele werkhypotheses waren. Wist ik dan niet dat de vervolgden die slachtoffer waren van een kapitalisties strafrecht geen eens de mogelijkheid hadden gehad om ooit hun wil in vrijheid te fixeren? Waarom was ik mij niet bewust van mijn nefaste axioma’s? En dat terwijl ik alleen maar geld wilde vrij maken voor een herziene uitgave van het register van de Staatscommissie-De Wal (1870-1881) die zo handig was bij het verder historiografisch herleiden van de invloed van het Wetboek van de Noord-Duitsche Bond in 1871 op de algemene memorie van toelichting in 1881. Dat register was niet makkelijk leesbaar omdat verschillende nota’s, geschreven met stalen kroontjespen in verbleekte galnoteninkt, gaandeweg waren gaan verbleken. De copieën waren op onjuiste wijze genomen van het exemplaar dat het Algemeen Rijksarchief had. Maar de bibliotheek van de Rijksuniversiteit Utrecht bleek nu over een beter reproduceerbaar exemplaar te beschikken, afgeschreven door een wat vaardiger klerkenhand. Met betere inkt. Dat ik aldus ook bijdroeg aan de hetze tegen Cambodja en als oer-katholiek bijdroeg aan anti-communistische laster, omdat, wanneer ik die gelden tot dat doel los kreeg, Rood Front met een kastekort kwam te zitten waardoor belangrijke revisionistische kritieken niet konden worden verspreid, dat zag ik als benepen commies natuurlijk niet in.

En verder was ik een fascist en een rassendiscriminator die Zigeuners haatte, want men wist best wat ik vond van de Ossche kampbewoners die zo ten onrechte waren verwijderd uit onze pluriforme maatschappij, alleen om de haatgevoelens van Ossche notabelen te apaiseren, die hun dure kleurentelevisies waren kwijtgeraakt aan deze verdrukten. Wim vroeg mij later belangstellend of ik al wat verder was met mijn pogingen de vakgroep wat meer in te scharen in het Tilburgs linksistisch heilsgevoelen op abolitionistische grondslag. Ironie was doorgaans aan deze stugge belijder van een toch wel wat zwaarmoedig geloof niet besteed. Dus deed ik er het zwijgen toe. En Wim was nooit zo spraakzaam. Ook niet, omdat ik drie pausportretten op mijn bureau had staan, terwijl het toch Wims kamer was. Oorspronkelijk, dan. Ik verving daarom deze conterfeitsels door Bugs Bunny aan een springtouw nederdalend vanuit het plafondlicht van tl-buizen, maar daardoor ontstond nog steeds niet de sfeer van wederzijdse empathie die zo nodig is voor een vruchtbare Vorverständnis und Methodenwahl, waartoe Joseph Esser in 1972 zo bewogen opriep. Ook een magister van de Frankfurter Schule. Frankfurt am main. Dus dat u weet wat ik bedoel en hoe wij ons voelden. Toen en daar. In Tilburg. Op die negende verdieping.