Erfelijke procesdefecten

Verder bleek dat de Verenigde Staten uiteindelijk ook liever niet de door grootadmiraal Dönitz gelaste onbeperkte duikbootoorlog om de Atlantische Oceaan in 1942-1944 in de tenlasteleggingen wilde opgenomen zien. Weliswaar waren de daarbij te hanteren aanvalsmethoden ook op neutrale schepen en vaartuigen die onmogelijk contrabande konden vervoeren zonder enige voorafgaande waarschuwing en zonder enige heul te bieden aan burgerlijke opvarenden en non-combattante schepelingen  bij aanstaande torpedering strijdig met het positieve volkerenrecht, zoals mede ten grondslag lag aan de codificatie van het zee-oorlogsrecht vervat in de Londense Zeerechtdeclaratie van 1908.

Generaal Wilhelm Keitel als chef van het Duitse opperbevel der strijdkrachten

Dat wás wel zo, zo oordeelde de Britse admiraliteit, maar de USA-admiraal Nimitz had hetzelfde gedaan in de Stille Oceaan na de aanval op 7 december 1941 op Pearl Harbor en dat kon óók gezegd worden van bepaalde acties van de Nederlandse bevelhebber van ABDA-command in de periode na 7 december en 8 maart 1941, de vice-admiraal Helfrich in de Nederlandsch-Indische wateren. Bij Dönitz werd dit onderdeel dan ook uit de akte van inbeschuldigingstelling geschrapt. Want ook hier dreigden van Duitse zijde tu quoque-excepties. Verder bleek de waardering van de bewijslevering via een stante pede-kruisverhoor van getuigen, verdachten en experts – de beruchte cross-examination – ten behoeve van de aanklager alleen maar echt goed te werken als de ondervraagde onmiddellijk moest antwoorden op de in ranselend tempo afgevuurde vragen. Maar als daar een langdurig interval tussen in zat, wegens de simultaan-vertaling door de gerechtstolken die soms de Britse terminologie niet goed één-op-één omzetten in de equivalente bewoordingen van het USA-jargon dat in Amerika gangbaar was of, nog bezwaarlijker, in het Frans of Duits die vaak die termen niet in één naamwoord in de nationale rechtstaal konden weergeven moest de vertaling soms uitgesteld worden.

Zulks om de juiste samengestelde omschrijving te produceren die in  ieder geval de inhoudelijke strekking van de term recht deed. Bij de onvolkomen delictsvormen was het bijna ondoenlijk om de incohate crimes als aanslag, samenspanning, samenzwering, poging, voorbereiding, toeleg en mislukte deelneming haarscherp onderling neer te zetten. En dan was er nog het euvel dat de beklaagden zelf doorgaans geen juridisch vocabulair machtig waren, ook niet in de eigen nationale taal, en stopwoorden, tussenzetsels, pauzewoorden bezigden die betekenisloos waren en toch niet as zodanig herkend werden door de tolken Duits, die al jaren niet meer in Duitsland waren geweest, of het dialect van een streek of deelstaat niet herkenden en staande uitdrukkingen die zich inmiddels ontwikkeld hadden in hun afwezigheid stomweg niet herkenden.

Slachtoffer daarvan werd daarvan onder meer Wilhelm Keitel, de overijverige stafchef van het Opperbevel. Hij was Brunswijker. Hij deelde in de gewoonte uit die regio om vaak het woord “Ja” te bezigen om een volzin te openen of om even een rustpunt te nemen in een samengestelde volzin. Men komt dat in de Saksische dialecten vaker tegen: “Dat heb ik ja al zo vaak tegen u gezegd, daar moet ge nu ja niet meer op terugkomen.” Dat “ja” is hier betekenisloos evenals het hopeloos makende “dus” in het Nederlands hedendaags: “We zijn dus met de trein gegaan, want we waren dus zonder brommer.” Bij de cross examination kan dit “ja” worden vertaald als een erkenning van iets waarnaar de ondervrager héén wil. Keitel werd gevraagd of hij dan helemaal niet had ingezien dat het beruchte commissarissen-bevel waarbij de militair van de Wehrmacht geacht werd een Sovjet-kommissar ter plaatse standrechtelijk te executeren strijdig was met het volkerenrecht.

Keitel had als chefstaf het bevel geparafeerd en doorgegeven aan de lagere echelons. Hij wilde wijzen op het feit dat het bevel direct van Hitler was, dat deze gaf als Oberste Kriegsherr. En begon met de woorden “Ja, ich möchte erklären…” We zien op de film van Keitels cross-examination – waartegen Göring hem uitdrukkelijk gewaarschuwd  had – hoe Keitel in de oortelefoon hoort dat de tolk vertaalt dat hij de volkerenrechtelijke onrechtmatigheid inderdaad had ingezien. We zien zijn grimassen, terwijl de tolk doorratelt. Keitel wilde juist uiteenzetten dat niet hij, maar Hitler hier de aansprakelijke was. Dat kwam niet uit de verf. En herstel was niet meer mogelijk. De vraag is daarom of het in 1993 nu wel verstandig was om de Neurenberg-precedenten aan de wereld te presenteren als de voorbeelden waaraan het nieuw te stichten universele strafhof zich zou dienen te spiegelen.