Een universeel strafhof

In deze Groningse intreerede besteedde Strijards, als buitengewoon hoogleraar in het internationaal strafrecht, aandacht aan de voorgenomen oprichting van een permanent internationaal strafrechtelijk hof. Het hof zou universele rechtsmacht genieten over de ernstigste vergrijpen tegen de interstatelijke rechtsorde, waaronder oorlogsmisdrijven, delicten tegen het dwingend humanitair recht en het beramen van een aanvalsoorlog. Strijards waarschuwde als lid van de Nederlandse Ad Hoc-delegatie die de totstandkoming van dat hof moest voorbereiden voor al te hoog gespannen verwachtingen. Verder maakte hij kanttekeningen bij het wat erg Angelsaksische procesrecht dat de verdragsteksten voorzagen. Het was helemaal afgesteld op het Engelse twee partijen-proces. Handje-klap over de in te nemen proceshouding — het befaamde of beruchte “plea bargaining” — van partijen, het mondeling onmiddellijkheidsbeginsel — wat niet mondeling ter openbare zitting is voorgedragen geldt niet als bewijs noch als in aanmerking te nemen procesattitude — de afwijzing van de verstekprocedure als strijdig met universele procesbeginselen en de idee dat het hof zijn rechtsmacht pas mag activeren als geen nationale staat de souvereine rechtsmacht effectief kan aanwenden. Voorts: het accepteren van extreem vage strafbaarheden als “contempt of court” dan wel “tampering with evidence”, “yeopardising the integrity of justice” dan wel “infringement on the administration of justice” in het statuut van dat hof. Deze schimmige strafbaarheden, waarbij de verdachte soms aan de tegen hem op te zetten bewijsredenering actief moet meewerken, zouden door alle verdragspartijen bij het statuut van dat hof lineair moeten worden erkend in hun nationale strafrecht. Was Nederland zich daar van bewust, en ook van de opheffing van de immuniteiten van staatshoofden, regeringsleiders en militaire eindbevelhebbers?

Aangezien Nederland op dat moment zijn begeerte om gastland te mogen zijn van dat hof bepaald niet onder stoelen of tafels stak terwijl men zich toch zou moeten afvragen, of de ontworpen strafbaarheden wel in lijn waren met de west-Europese continentale rechtstraditie zou wellicht een wat gereserveerde houding bij de onderhandelingen gepaster zijn. Opvallend was dat Strijards de terughoudendheid van de staten uit het Aziatisch en Islamitisch rechtsmassief — in 1993 beiden sterk in opmars — nauwkeurig kon definiëren, verklaren en voor het toekomstige duiden. Hij ried de politiek tot een meer afwachtende houding. Het kwam hem duur te staan, want het zittend kabinet was hartgrondig voorstander van een buitengewoon actieve werving van de zetelplaats: Den Haag.

Strijards meende ook waar te nemen dat veel ontwikkelingslanden het universele hof zouden gaan gebruiken om hun sterk gepolitiseerde strafprocedures over de schutting te werpen en Den Haag te maken tot een reservaat waarin de aansprakelijkheden ver van de brandhaarden zouden worden vastgesteld, wellicht met attractie van terrorisme naar de gezellige moerasdelta aan de Noordzee. Het was op het randje, omdat Strijards ook departementsambtenaar was. Voort signaleerde hij dat de meeste onderhandelende ambtenaren in New York vooral tuk waren op baantjes bij de nieuwe rechtsorganisatie die de royale honorering kende die ook bij de Verenigde Naties gangbaar is, mét alle privileges, immuniteiten, fiscale voordelen en toeslagen in de emolumentensfeer van dien. De Nederlandse delegatie leek bij tijden meer een loket voor de uitgifte van lucratieve baantjes dan op een medecodificator van het substantieve internationale strafrecht. Voorts merkte Strijards op dat de animo om de onherroepelijke eindgewijsden van het universele hof ten uitvoer te leggen naar alle waarschijnlijkheid niet echt hoog zou worden.

Dan zou het gastland met die executieperikelen blijven zitten. Op basis van niet compenseerbare voorschotrekeningen, verheimelijkt verdeeld over de Nederlandse rijksbegroting. Zodat de spreekwoordelijke Henk en Ingrid het niet zouden merken. Een van de academische recensenten merkte dan ook in zijn critische bespreking op dat hij het betreurde dat de orator achteraf niet zwaar bestraft was door zijn bevoegd gezag. Maar de aanmerking viel niet in onvruchtbare aarde. Het hof is gezeten in de Haagse duinen. De grotere misdadigers, waarvoor het opgericht is, zijn nog steeds niet voor het daarvoor bestemde hekje verschenen, al houdt de penitentiaire kantine met luxe wensen rekening. Veel heeft het hof nog niet gepresteerd. Een nauw verkapte zegen, a blessing in disguise, voor het zo enthousiaste gastland. Dat er echt wel anders over zou denken als het Saddam Hoessein, Bin Laden of Mohammer Khadaffi in die duinen had moeten doen berechten dan wel president Bush. De tweede wel te verstaan. Die een speciale wet uitvaardigde om USA-troepen aan land te kunnen zetten onder Scheveningen, mocht Den Haag zich vergrijpen aan een van de veel besterde generaals uit het leger dat Irak binnenviel.