Een ondankbare Kaiser in Nederland

Wilhelm II deed niet blijken dat hij Nederland nou echt dankbaar was voor zijn  toelating en zijn  comfortabele verblijf. Hij liet uitkomen dat hij een ontvangst bij Wilhelmina op prijs had gesteld. Verder, dat hij zijn logeeradres maar minnetjes vond. In september, toen zijn overkomst voor de eerste keer bij Wilhelmina ter sprake was gekomen had Wilhelm vernomen dat “ ’t Loo” hem zou worden aangeboden als verblijfplaats. Maar toen was Wilhelm welkom als regerend staatshoofd.

Niet als wijkeling of gebannen staatshoofd. Wilhelmina had gedacht dat zij tezamen met Wilhelm vredesonderhandelingen tot een treffend goed eind zou kunnen brengen. Zij had gedacht dat zo de monarchale idee weer vitaliteit zou krijgen in westelijk Europa: monarchen konden iets bewerkstelligen wat gewone politici niet konden. Ze regeerden dan ook bij de gratie gods, die gekroonde personen. Nu bleek Wilhelm onverwacht een blok aan het been. Gaandeweg werd het zelfs premier Ruys duidelijk dat Nederland internationaal geweldig aan prestige verloren had. Dat was niet best, als het weer volledig aan het internationale circuit wilde deelnemen.

Het kabinet zat er mee dat Engeland niet heel erg snel bereid was de blokkade te schorsen, ook al, omdat Londen nog steeds niet overtuigd was dat het straks niet te maken zou krijgen met een soort Sovjet-Nederland. De bolsjewisten golden als aardsschurken die alle staatsleningen die Tsaristisch Rusland had aangegaan met één pennenstreek nietig had verklaard. Dat leidde tot crises bij de Londense City,  waar veel kapitaal was geïnvesteerd sedert 1880 in Russische spoorwegobligaties. Dat had de Amsterdamse Beurs tussen twee haakjes óók gedaan. Het voedseldistributiesysteem in Nederland zou daarom niet snel opgeheven worden. Schaarste in de primaire levensbehoeften van het volk bleef dus voortduren, de Spaanse Griep al evenzeer. Die hing mede samen met de a-vitaminose die dat volk sedert 1916 had opgelopen.

De kroonprins was flink aan de boemel. Hij was altijd al een rokkenjager geweest en in Amsterdam zagen de dames van plezier deze royale kwant graag komen. Hij deed weten wat hij van de situatie in Duitsland vond. Socialisten waren tuig en maakte overal er een economische puinhoop van. Het Huis Hohenzollern moest maar weer snel op de troon komen. Dan zou het beter gaan. Dat was niet de praat die Duitslands Rijkspresident Ebert graag hoorde. Hij had nog steeds moeite om de radikalinski’s in bedwang te houden: in Duitsland dreigde menige staatsgreep. De Kapp-pusch in 1920 was er een staaltje van. Toen hadden private weerkorpsen een staatsgreep op touw gezet en een onbenullige Pruisische beambte, Kapp, benoemd tot dictatoriaal president onder supervisie van enkele generaals. Heel Duitsland was in staking gegaan. Dat was ook voor Nederland niet best.

Want hoe afhankelijk dat nu geworden was van Duitsland als achterland, en hoezeer het de levering van Duitse kolen en ertsen niet kon ontberen, dat bleek ook nu weer. In Rotterdam heerste diepe stilte in de havenbekkens: steeds meer Rijnaken moesten worden opgelegd. Veel arbeiders, die met vreugde waren ontslagen door hun werkgevers, omdat zij hartstochtelijk hadden ingestemd met Troelstra’s staatsgreep, liepen lamlendig door de vale straten van Crooswijk en Feijenoord. Troelstra was naar zijn geliefde kuuroord  vertrokken in Chamonix, Zwitserland, om op verhaal te komen na alle emoties die hij had moeten doorstaan ten gevolge van zijn  vergissing op 12 november. Zijn  brieven aan Schaper en Vliegen  gewagen van een niet te stelpen zelfmedelijden. Hij werd als profeet in eigen land niet begrepen. En kon hij nog driehonderd gulden tegemoet zien voor zijn logieskosten?

Zo had ook de Keizer er veel last van dat hij zijn eigen meubilair niet kon gebruiken. Zo miste hij zijn zadelzit enorm, gemonteerd op een verrijdbare stalen constructie, waarmee hij op prettige hoogte aan zijn schrijfbureaublad kon werken. En waar bleven de dierenhuiden waaronder hij prettig kon slapen? En de galerijschilderijen uit het Nieuwe Paleis de Berlijn? Met gekroonde hoofden werd toch maar gesold, wilde Wilhelm maar zeggen. Nooit werd aan hun billijkste verlangens tegemoetgekomen.