Duchtige verdediging Milosevíc

Slobodan moest zijn verdediging in het ICTY zelf doen. Hij aanvaardde de rechtsmacht van het tribunaal niet. Het had nooit opgericht mogen worden: het Charter van de VN verbood het immers. Het noemde een dergelijk Ad Hoc-tribunaal niet. Het was een juridische kunstgreep om achteraf te construeren dat de Veiligheidsraad in Hoofdstuk VII van dat Charter een aanknopingspunt kon vinden om een tribunaal te stichten als maatregel ter bewaring en borging van de wereldvrede. Dat was eerder de redenering geweest van het ICTY in de zaak-Tàdic. Te belachelijk voor woorden, aldus Milosevíc. Dat was een redenering die niet verenigbaar was met het legaliteitsbeginsel in strafzaken.

Dat beginsel eiste dat een strafmachtskring steunde op een uitdrukkelijk verdragsmatig verankerd aanknopingspunt in de jurisdictieverdelingen ter wereld. Dat had zelfs Woodrow Wilson nog aangenomen in de paragraaf van het Verdrag van Versailles-1919, toen hij eiste dat keizer Wilhelm II berecht zou worden voor oorlogsmisdaden in zijn opdracht begaan. Dat had ook de Franse rechter Donnedieu de Vabres aangenomen toen het tribunaal te Neurenberg rechtsmachtvaardig was geworden. Dat tribunaal had een uitgebreid historiografisch exposé gehouden om dat aanknopingspunt binnen het universele strafmachtsrecht te vinden. Ook dat had Milosevíc kundig uitgerafeld.

De Britse voorzitter May luisterde verveeld naar hem in het grote gebouw aan de Eisenhowerlaan in Den Haag, de rug naar de roodkoppige Slobodan gekeerd en slechts zo nu en dan de woedend op en neerspringende ex-president aanziend: May kon zijn ergernis nauwelijks bedwingen, zeker niet in de gelaatsuitdrukking. Waar was hier de vereiste gravitas waaraan May gewoon was?  Waarom werd hij niet eerbiedig aangesproken als “Your Honour”?  Milosevíc interrumpeerde voortdurend, eiste ook steeds meer dossierstukken op, intimideerde getuigen, experts, beledigde slachtoffers die zich kwamen voegen en bleek heel goed de kruisverhoortechnieken te beheersen. De tolken kregen er regelmatig fors van langs: Milosevíc verweet hen steeds te vertalen in zijn nadeel.

Maar, zo voegde hij er boosaardig aan toe, wat kon je anders verwachten van handlangers van het corrupte Westen?  Dat vocht nimmer onder de eerbare banier van Sint Joris, de schutspatroon van de stam van Kararadjorgewíc, het mythische Servische dynastieke geslacht dat het Middeleeuwse prachtrijk had gesticht dat de Levant maritiem had overheerst, ten behoeve van alle eerbare Slaven. De Britten hadden dat rijk maar wat graag uitgeleverd aan de Ottomanen opdat alleen Londen en vooral Whitehall  het Verre Oosten hadden kunnen beheersen met hun verrekte transatlantische  en transoceanische oorlogsvloot. Natuurlijk hadden de Nederlanders de Britten er graag bij geholpen. Daarom was dit tribunaal dan ook gezeteld in Den Haag. Als plasdankje voor de diensten aan Whitehall bewezen.

En dan barstte Milosevíc weer uit in nieuwe dithyramben tegen Van Mierlo, Van Aartsen, Kok en al dat NAVO-gespuis en riep hij de gebeden van de patriarch van Moskou maar weer eens in. Waar waren de ballistische onderzoeksresultaten waarop de vervolging zich beriep bij het verwijt dat het Servische veldleger de burgerbevolkingen te Kosovo had bestookt met brisantvuur? Waarom waren hem dan geen monsters ter beschikking gesteld ter contra-expertise? Als een Mohammedaanse vrouw beweerde dat Servische tanks de huizenwanden in haar straat hadden beschoten met granaten met vertraagde ontsteking, vroeg Milosevíc vol minachting naar de uniforme uitmonsteringtekens van Servische bemanningen en de kentekenen van juist Servische tanks. Welke commando’s hadden geklonken?  Welke opzethoogte was gekozen? Hoe wist ze dat het hier geen mortiervuur gold van eigen troepen? May draaide zich nóg verder af van Milosevíc totdat het bijna ritueel werd dat hij op zeker moment naar de muur achter hem zat te staren. Milosevíc herwon aanmerkelijk aan populariteit in Belgrado, Serajewo, Sebastopol,  Moskou en Kiev. Want alles werd aanhoudend heruitgezonden via de staatstelevisie in die oorden.