Driekoningen

De geloofsleer werd aldus overduidelijk in het politieke vlak getrokken. Zowel aan de westelijke kant van de scheidslijn in het Romeins imperium als aan de oostelijke. Die leer werd een basis voor wereldlijke machtsaanspraken. En daarmee werd ze dus min of meer verontreinigd  door oogmerken en doelstellingen die eigenlijk met de heilsgeschiedenis niet veel meer te maken hadden. Ze leidde tot een breuk. Ook wel bekend als het groot schisma. Het ging erom wie er binnen het imperium nu uiteindelijk de baas was.

Aanbidding der Wijzen

De bisschop van Rome eiste al vrij snel een primaat op. Hij was immers getreden in de schoenen van de Romeinse keizer, aldus deze kerkvorst. Maar aan de oostelijke kant waren er twee kerkvorsten, die dat óók claimden, dat primaat: de bisschop van Alexandrië en die van Antiochië, in het westelijke deel van wat we nu Turkije noemen of Anatolië, dat ontstond ten gevolge van een gigantische aardbeving waarbij de kusten van het oostelijk bekken van de Middellandse Zee – de zogeheten Levant – westwaarts werd teruggedrongen, zó ver, dat de havenstad Efese eigenlijk binnenslands kwam te liggen midden in een dorre laagvlakte. Het beroemde havenbekken ervan viel droog.

Er waren allerlei natuurverschijnselen waaruit de Efesiërs meenden te kunnen aflezen dat god ingreep in hun aardse bestaan met een vooropgezette bedoeling: dat hun streek eigenlijk voortaan het middelpunt van de schepping was. De bisschop van Constantinopel en die van Jerusalem eisten ook, om min of meer vergelijkbare redenen nadien, het primaat op. Dat werd dus dringen om de voorrang. Deze vier superbisschoppen gingen zich patriarchen noemen en gingen ook al eigenstandige invulling geven aan de geloofsleer, die er niet harmonieuzer op werd.

De bisschop van Rome had uiteindelijk een voorsprong omdat zijn rechtsgebied de hoofdstad van het Romeinse rijk sedert de stichting daarvan omvatte. Hij zalfde op die titel Karel de Grote tot keizer in 800. Karel vond het niet leuk. Maar hij betwistte de rechtsgeldigheid en betekenis van de handeling niet. Hij had er de tijd en gelegenheid niet voor, omdat hij voortdurend oorlog voerde om een zeker machtsbereik militair te consolideren. De bisschop van Rome ging zich “papa” of paus noemen, vader der christenheid.

Hij eiste het recht op om koningen en keizers te zalven voordat zij hun jurisdictie gingen uitoefenen. Hij was, zo benadrukte hij steeds maar, plaatsvervanger van Christus. En die Christus werd door hem steeds goddelijker voorgesteld. Want dan was de plaatsvervanger óók heel wat mans, al ging de paus nog niet zover dat hij eveneens een goddelijke status opeiste. Dat ging voorshands toch wel een brug te ver. Dienvolgens kreeg de geboorte van Christus steeds in ieder rechtsgebied van paus en concurrerende oostelijke patriarchen een andere betekenis.

Diplomatieke onderhandelingen om het grote schisma te voorkòmen

Omdat de laatsten de zalving van koningen en keizers toch niet op durfden te eisen gingen zij het zoeken in de erkenning van Christus, reeds op de kribbe, in de stal, door de Wijzen. Dat was een legitimatie van het christendom als staatsideologie. Die de patriarchen nadere invulling gaven ten behoeve van de Slaven. In het Byzantijnse Keizerrijk was die erkenning dus een zeer bijzonder kerkelijk feest. Een feest waarop de religieuze waarde van de kerkelijke hiërarchie voor de samenleving werd beleden via de Wijzen, die nu, in de vierde eeuw, de rang van Koningen kregen. Er waren drie koningen bij de kribbe gearriveerd.

De heersers van de drie grote werelddelen die destijds in Constantinopel bekend waren: Europa – gerepresenteerd door een witte koning – Afrika – de zwarte koning – en Azië, de gele koning. Ze hadden allemaal Christus erkend als mens die god de vader het meest nabij stond. Maar Christus was nog steeds geen god. Dat zou alleen kunnen, als een oecumenisch concilie die goddelijkheid zou erkennen. Zo’n concilie zou er ook nooit komen. Kerstmis bleef het feest van de geboorte van een geprivilegieerd mens die direct gods bedoelingen kende en verwezenlijkte.

Dat was al héél wat, vonden de oosterse patriarchen. Daarom stemden zij niet in met de pretentie van hun collega te Rome, die als plaatsvervanger van Christus, een vetorecht claimde over hun definities van de geloofsleer. Dat was te gek, vonden de patriarchen. De koningen, die Christus hadden erkend, waren immers ook onderling gelijk? Wat dácht de paus wel? Daaruit zou de kerkscheuring van 1054 komen. Het westen behield het primaatschap van de paus halsstarrig overeind. Het week niet voor compromissen. De westelijke staatsleer was te zeer verbonden met dat primaatschap. De driekoningen-vieringen werden toen ook geïntroduceerd in het westen. Als een soort compensatie voor die scheuring.