Denkend in de deemstering

Denken in de deemstering is een balansopgave van mijn levensgang tot mijn zestigste. Het bergt geen memoires. Want daarvoor moet een mens belangrijk zijn. We woonden in Eindhoven. We waren, vroeg in de zestiger jaren oerkatholiek. Maar we kwamen uit Rotterdam. We spraken met Hollandse tongval. Dat maakte ons op de lagere school tóch tot Hollanders die gemeden moesten worden. Geuzen, wellicht, die het waarschijnlijk hóóg in de bol hadden. Ik gis dat mijn moeder daarom zorgvuldig haar rooms-katholicisme demonsteerde aan buren, moeien en magen. We barstten inderdaad van moederszijde in allerlei geestelijkheden, van pastoors, paters, missionarissen tot zelfs een secretaris van de paus Woytila toe. De Poolse paus, weet u wel. Die een beetje uit de hand liep in het post-concilaire tijdperk. Last van de religie hadden we niet echt. Zelf vond ik het leuke folklore. Ik was misdienaar en acolyth. Ik genoot van de familieverhalen over de roomse santenkraam. Hier volgt er een. Denken in de deemstering staat er bol van. Maar ook van de operette-achtige revoltes aan de Katholieke Hogeschool Tilburg in de latere zeventiger jaren. Ze waren gericht tegen het establishment. En tegen de structuren. Niemand wist, wat dat precies was. Maar het was slecht. Net als repressieve tolerantie. Een soort ziekte van de regenten. De demonstranten van destijds zijn nu die regenten. Genietend van het Zwitserleven-gevoel. Juist omdat dat voor nakomende generaties niet is weggelegd. De babyboomers vreten er goed van. Ze zijn repressief. En niet tolerant. Daar gaat dit boekje ook over.

Een geprofeste heertante
Moeders familie was oerkatholiek. Die wemelde van heerooms. Maar er was ook een tante. Die was religieuze in de orde van de penitenten-recollectinen van Sint Fransiscus. Ze droeg herenmolières. Maar iets onder het witte gesteven berbet wees op boezem. Het was dus, zo concludeerde ik, een heer-tante. Van onderen man. Van boven vrouw. Ik moest haar begroeten als “eerwaarde moeder”. Ik noemde de zwarte gestalte derhalve “vader-en-moeder”. Want de gepaste titulatuur ging mijn kinderpet te boven.

Een professie met heil-geroep
Deze heertante was geprofest in de kapel van het kloostercomplex ’t Withof te Etten-Leur. Ze legde daar de eeuwige geloften af in de handen van bisschop Hopmans van Breda. Dat was een hele gebeurtenis. De orde gold als supersjiek. Men sprak er Frans. De hele familie was deswege komen opdagen. Want dit was een opsteker voor het prestige. We schrijven 1938. De familie was afkomstig uit Duitsland. De Führer had zich inmiddels al tegen de katholieke kerk gericht. Maar daarvan was in Brabant niets doorgedrongen. Zo’n professie had iets onzegbaar romantisch. De candidate was met een bloemkrans getooid. En zo’n gemijterde bisschop, dat zag je ook niet alle dagen.
Zeker niet in Rotterdam, waarvan moeder herkomstig was. De directe verwanten ondergingen het ingewikkeld ritueel met vochtige ogen. Totdat gestommel, krachtige uitroepen en hakkengeklap verried dat nieuw publiek zich onverwacht aandiende achterin de kapel. Neven en nichten uit het Rijnland, die zich deze plechtigheid niet wilden laten ontgaan. Gehuld in de bruine uniformen die destijds in kolkend Duitsland gangbaar waren. Monseigneur, gezeten op zijn troon, bezag de troep met opmerkzaamheid aan. Deze groette de vorst met een schallend “Heil Hitler!”.

Een rituaal tot stilstand verstard
Het missale Romanum voorzag in vele rubrieken voor de ceremoniarius. Aanwijzingen in rode letters, letterlijk: de rubrica, de liturgische en sacramentele regie-aanwijzingen in het rood in het grote geheime toverboek van priesters en gezalfden op het altaar. Nauwkeurig stond in potjeslatijn omschreven hoe exact in verschillende situaties te handelen. Maar deze botsing van actuele staatkunde en religieuze vervoering was in deze rubrica niet voorzien, al was zij destijds redelijkerwijs voorzienbaar. De bisschop heeft geruime tijd, de mijter rechtstandig op het doorluchtig hoofd, de tuchtige Duitse bent aangestaard. De ogen kologig vergroot door de zware brilleglazen, de aspirant-landsverdedigers aanstarend vol onbegrip. En daarna de wijdingshandelingen met aarzeling hervattend, soms schichtig kijkend naar de voorste banken, waar de bruinhemden hun emoties moeilijk onder controle hielden. Hopmans was niet een van de vlugsten en had weinig idee van wat er bij de oosterburen loos was.

Het werd, dat bleek in de refter, een geruchtmakende zaak. Maar clementie gebiedt deswege te zwijgen. Heertante steeg niettemin moeiteloos in de rangen, want kinderachtig waren de Fransiscanessen niet. Pas de revoltes uit de zestiger jaren van de vorige eeuw brachten een onvermoede ommezwaai in deze loopbaan. Er is in dat opzicht niets nieuws onder de zon. Dat wist Prediker al.