De vergelijking van het Strafhof met de Volkenbond

Voorlopig besluit ik mijn beschouwingen over de in de Angelsaksische wereld met veel tam-tam omgeven presentatie van de supranationale aangifte tegen NN-COVID-CORONA-misdadigers met een vergelijking met mandaatstellingen ten behoeve van de in 1920 opgerichte Volkenbond. Die bond kreeg op papier eigenlijk jurisdictie over de hele derde wereld, de verzameling ontwikkelingslanden van destijds. Zij zou deze wereld op grond van nationale zelfbestemmingen herschikken. Zij zou daar een nieuwe rechtsorde stichten. Met een bovennationaal hof als supranationaal jurisdictioneel clearinghouse.

Jean Pierre Adrien Francois, raadadviseur in algemene dienst voor volkerenrechtelijke vraagstukken

Wilson had daar de hoogste verwachtingen van. En veel Aziatische naties óók. China bijvoorbeeld, maar zeker ook Vietnam. Wel wist men dat de grootmachten van die periode die Bond voorlopig gereserveerd gadesloegen. Maar het was een mooi begin. Nederland was met de bond blij. Want het kon nu flink bezuinigen op de nationale defensie. Dat ging het ook onmiddellijk doen. Er waren veel strubbelingen met de bond in het Verre Oosten en ook in Europa, omdat Duitsland en Rusland gewoon niet mochten meedoen. Maar, zo dacht Wilson, dat kwam later goed, als dat Volkenbondshof maar op scheut en in de versnelling zou zijn gekomen.

Nederland vertrouwde op die inzichten. Omdat het de nationale staatshuishouding goed leek uit te komen. Bezuinigen, bezuinigen, bezuinigen op onderwijs, wetenschapsbeoefening, waterstaat, volksgezondheid, dat was het parool. De Staatsraad A.A.H. Struycken waarschuwde ervoor, dat deze beknibbelingsdriften nu juist niet de motieven konden zijn om de bond echt te omhelzen. Hij ried tot bezinning en tot feitenkennis na gedegen onderzoek naar de geopolitieke machtsverhoudingen. Die bond, zei Struycken, gaat Nederland geld kosten als het goed gaat met de bond als rechtshandhaver. Daar zal Nederland nog van opkijken!

De Handelshogeschool te Rotterdam

Het moet zijn marine omvormen tot een transoceanische politiemacht in maritiem expeditionaire formatie. Het zal de Stille en Indische Oceaan tot patrouillegebied moeten nemen. Dat zal de bond gaan eisen. Maar Struycken gold als een wat huisbakken katholiek met paapse gipsen prullaria in de overvolle huiskamer en de man was niet gezegend met enig charisma. Hij kwam wel op de radio, maar dan leek het of je een gieter in een zinken teil hoorde kletteren op zaterdagavond bij de wekelijkse wasbeurt. Het hof brak flink op, omdat het geweldige verwachtingen had gewekt in het begin. Wie destijds ook maar enige scepsis durfde te tonen jegens de doeltreffendheid van de bond, was politiek dood in Nederland. Dat wist zelfs Monseigneur W.H. Nolens, de fractievoorzitter van de Roomsch Katholieke Staatspartij. Struycken bleef een roepende in de woestijn. Hij stierf dan ook aan maagkanker. Dat komt er van zeiden ze op de begrafenis, als je niet afstemt op de tijdgeest.

Omdat kleine lieden en mogendheden op de bond bleven vertrouwen, ook toen Frankrijk en Engeland de bond al aan het wurgen waren, kreeg agressie Europa in 1933 weer in haar greep. En ook de bond bleek een roofdiernest. Zo nu en dan ontsnapte een pterodactylus en stortte zich op de lammeren des velds. De bond bleef forum van hooggestemde redevoeringen voor professoren die thuis hun ei niet kwijt konden.

Waaronder de vermaarde professor J. P. A. Franҫois,  volkerenrechtsexpert aan de handelshogeschool te Rotterdam. Met omfloerde stem kon de hooggeleerde later tijdens de Nederlandse Na-Oorlogsche Rechtspraak haarfijn aanduiden waarom de Duitse bezetter zich niet in alle opzichten aan het bezettingsrecht had gehouden, en waarom de Hoge Raad hier te lande blaam trof toen hij dat niet had willen vaststellen in zijn beruchte toetsingsarrest, waarin hij de verordeningen van de bezetter gelijkstelde met de Nederlandse wetten. Maar dat die Raad toch best in functie kon blijven. Want hij had het goed bedoeld.