De uitlevering van BoJo

De aangifte tegen de COVIDCORONA-misdadigers is gecentreerd rondom Boris Johnson. De premier van Groot-Brittitannië. BoJo, zoals hij door de Engelsen meer gemeenzaam wordt aangeduid, geldt voor de steller van de aangifte als de incarnatie van het COVID-syndicaat. Deze bende van leiders van het werelddrama staat onder het opperbevel van BoJo die deswege command responsibility draagt voor het wereldwijde vaccinatieprogramma. Dat opgezet is om de middenstand of middenklasse onherroepelijk uit te roeien tot in haar genen. Ethic cleansing via de injectie- of klisteerspuit. Nu de bevelsstructuur van deze misdadige wereldwijde organisatie in deze aangifte genoegzaam is ontbolsterd, moet BoJo daarom door het Verenigd Koninkrijk terstond worden uitgeleverd aan dat Permanente Strafhof in de blonde duinen van de Van Alkemadelaan.

De Haagse Rechtsingangkamer bij de uitlevering van Moïse Bembe, regeringsleider van Cabinda

Dat schijnt voorshands het tussen-oogmerk te zijn van de aangevers. De Aanklager moet daarom op basis van het Statuut van dat Permanente Strafhof de overlevering aanvragen van de Britse premier. Dat is bewijstechnisch ook noodzakelijk. Heeft de Aanklager de leider van deze wereldwijde misdadige samenspanning van COVID-criminelen als opgeëiste persoon eenmaal in de internationale penitentiaire inrichting aan de Haagse Pompstationsweg, dan kan alvast door een rechter-commissaris van de pretrial-chamber een uitgebreid verhoor gestart worden van de premier als hoofdverdachte. Die kan dan de interne hiërarchie opgeven, haar werkmethodes, de namen van de boven- en onderbazen. De te bezigen vaccinatie-rondes, de voorziene opklimmende toxische werkingen van de steeds dichter op elkaar te stellen boosterprikken, de fysieke uitwerkingen binnen de te verdelgen groepen en de verslechtering van de immuniteitssystemen die deze patiënten – de aangevers bezigen hier deze aanduiding niet zonder ironische wrangheid – en de bijbehorende exponentiële oversterfte.

BoJo in het nauw

Want BoJo en de zijnen hebben dat alles al lang in kaart gebracht. Hier, bij deze overlevering – surrender, zo noemt het Statuut deze vorm van rechtshulp ten behoeve van de jurisdictie van het Strafhof – past immers een nog klemmender toepassing van het internationale vertrouwensbeginsel: de rule of non inquiry. De partijen die ook behoren tot de Assembly of States Parties van dat Hof hebben immers ingevolge Hoofdstuk IX van dat Statuut over de interstatelijke rechtshulp plechtig beloofd dat zij het Hof zullen zien als “emanation of their own national judiciary”.  Kijk maar naar artikel 87. Als een prolongatie van hun nationale rechterlijk apparaat. Daarom moeten zij aan de rechterlijke uitspraken van dat Hof dezelfde autoriteit toekennen als ze zouden erkennen jegens de gewijsden van hun eigen hoogste nationale rechters. Ze moeten daarom aanvaarden dat het Hof toereikende, gerechtvaardigde, rechtsmacht hééft, dat het een redelijke verdenking kan hardmaken, dat een sluitende bewijsredenering waarschijnlijk zal kunnen worden opgezet die een wettige overtuiging kan dragen, en dat er geen vervolgingsbeletselen kunnen zijn volgens het volkerenrecht. Daarom: éérst BoJo in de Scheveningse cel. En dan een grondig gerechtelijk vooronderzoek. Want BoJo mag geen enkele immuniteit inroepen. Ook niet als zittend premier.

Het Statuut eist immers de total irrelevance of immunities. Er bestaan uit dien hoofde geen exempties op de rechtsmacht van het hof. Die bestonden óók te Neurenberg immers niet? En die golden evenmin bij de uitleveringen van Milosevic, Karadzic en Mladic ten behoeve van de rechtsmacht van het Joegoslavië-tribunaal? Deze precedenten zijn dwingend. Dus: uitleveren, die BoJo. Zodat de vervollediging van de bewijsvoering kan volgen. Omdat BoJo heus wel gaat doorslaan in de Scheveningse cel. Dat deden de drie genoemde Servische politici immers uiteindelijk óók? Waarom dan hier een verschil gemaakt? De internationale kamer bij de rechtbank Den Haag, die altijd de rechtmatigheid van deze overleveringen heeft bewaakt, zal borgen dat BoJo niet wordt behandeld in strijd met humanitaire minima. Dat staat ook in de Nederlandse uitvoeringswetgeving van het Gastland. Er is immers een reasonable case tegen BoJo? De aangifte definieert die immers?