De procedureproblemen als de Hoge Raad als forum privilegiatum zou optreden

Martin Mees had al maanden onrustige gevoelens als hij met zijn goede vriend Lodewijk Pincoffs sprak. Mees voelde intuïtief dat de retourladingen van de Afrikaansche Handelsvereeniging al sedert 1860 niet voldeden. De Afrikaansche had factorijen  in het estuarium van de Congo-rivier, aan de Banana, opgezet door de firma Pincoffs en Kerdijk. Mees had al vaak om ladingsmanifesten gevraagd en cognossementscertificaten. Lodewijk, bezig als altijd, wenkte steeds af. Mees wist dat de Congo-ontginningen door andere firma’s tegenvielen. Toch keerde de Afrikaansche steeds hoge dividenden uit. In 1877 nam Lodewijk weer opvallende kortlopende kredieten op om vaartuigen te bouwen.

Mees eiste in maart 1879 inzage van de bescheiden. In mei bleek dat ze allemaal vervalst waren. Er waren leningen aangegaan ten laste van de Rotterdamsche Handelsvereeniging. In het geniep. Via wissels. Het bedrog was direct zichtbaar. De commissarissen hadden sedert 1877 niet gecontroleerd. Maar de Afrikaansche had wél grote financieringen gedaan in  het Comité d’études du Haut-Congo, waarin de koning der Belgen Leopold zwaar geïnteresseerd was. Daarbij waren de contacten gelegd door Prins Hendrik, broeder van Willem III, belangrijk geweest. Hendrik was erevoorzitter geworden van de Raad van Bestuur van de Vereeniging. Hij tekende een wervingsbillet ter aanbeveling van de aandelen in de Afrikaansche. Op een moment dat boekenonderzoek meteen had kunnen aantonen dat de Afrikaanse gedoemd was. De Rotterdamsche Bank, de Nederlandsche Handelsmaatschappij, de bloem van de bourgeoisie tekenden in. De déconfiture was katastrofaal.

Het voormalig zittingsgebouw van de Hoge Raad der Nederlanden. Het had geen goede verlichting en sanitaire voorzieningen. Het was volstrekt ongeschikt voor echte onderzoeken ter openbare terechtzittingen. Het werd het “Hondehok” genoemd.

Het Openbaar Ministerie wist zich met de vervolging geen raad. Het kabinet eiste dat de terechtzitting achter gesloten deuren zou worden gehouden. Maar Pincoffs was senator geweest toen hij zijn malversaties beging. Ja, zei Justitie, maar er was geen oorzakelijkheidsverband tussen dat senatorschap en de fraude. Pincoffs had de fraudes niet begaan in zijn hoedanigheid van senator. Er was geen sprake van dat zijn bediening als senator hem gelegenheden, middelen of inlichtingen had verschaft waardoor hij, en alléén hij, deze fraudes had kunnen voltooien. Maar dan was de grondwettelijke procedure, die vereiste dat de zaak aanhangig werd gemaakt in de Staten-Generaal, niet toepasselijk. Aldus de raadadviseur voor wetgeving van justitie. Die probeerde zijn minister uit de wind te houden. Dat werd het parool. Zoals het dat nu ook steeds is.

Nu hadden Thorbecke en de hoogleraar staatsrecht Buys over dat oorzakelijkheidsverband destijds flink gepolemiseerd. Thor had gezegd dat wetshistorisch dat verband er helemaal niet hoefde te zijn. Een gelijktijdigheidsverband was voldoende. Want, had Thor gezegd, het gaat om de integriteit van de volksvertegenwoordiger. Als hij de kluit belazerd heeft, doet dat oorzakelijkheidsverband er niet toe. Buys vond uit oogpunt van doelmatigheid juist het tegenovergestelde. Het gaat om de bediening, zei Zijn Hooggeleerde. Die moet integer zijn. Of de vent het is, is dan niet ter zake. We betrachten hier geen moraal-theologie in calvinistische zin. Thor was natuurlijk hardnekkiger geworden naarmate Buys meer opdrong. Maar de wetsgeschiedenis was, wat de luid van de toelichting op de artikelen betreft, duidelijk.

Dat oorzakelijkheidsverband was géén vereiste. Maar dan moest de kwestie aangekaart worden in een openbare vergadering van de Tweede Kamer. Dan zou blijken, wie er allemaal noodzakelijke deelnemer was geweest in het schunnige wanbedrijf van Pincoffs. Hendrik. Leopold. Mees. De burgemeester van Rotterdam Van Vollenhove, kamerleden, ministers, de commissaris van de koning, de commanditaire vennoten van  Pincoffs & Kerdijk. Hun bijdragen aan de fraudes zouden nooit verheimelijkt kunnen worden in de tenlastelegging die de Tweede Kamer zou moeten willen accepteren. Dus: probeer het voor te stellen dat het hier gaat om commune koopmansfraude. Te berechten door de rechtbank Den Haag. Want anders zijn de rapen gaar. Zo is het. Daarom, om die rapen te stoven, had Thor juist deze bijzondere tribunaalprocedure willen invoeren.