De Aantjes-affaire

Je kon echt merken, dat Loe de Jong zich steeds meer het geweten van Nederland begon te voelen, naarmate de serie “Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog” méér boekdelen begon te omvatten. De Jong begon na het derde deel vrijwel iedereen die in die periode aan min of meer prominente positie had ingenomen flink de maat te nemen conform het dualisme “goed” versus “slecht”. Waarbij de positie en (vaak: vermoedelijke) opstelling van Wilhelmina de doorslaggevende parameter was.

Van generaal Reijnders als Opperbevelhebber Land- en Zeemacht wist De Jong al menig defect te vermelden. Reijnders’ strategie had eigenlijk nooit gedeugd. Zijn tactische inzichten waren weinig waard en verder had hij, ronduit, een intrigante persoonlijkheid. De Jong bewees eigenlijk ter onderbouwing van deze oordeelvellingen niet echt heel veel. Hij vond dat dat allemaal zo was. En wie dat oordeel niet deelde, zag het in het gunstigste geval, verkeerd. Maar De Jong draaide er ook echt zijn hand niet voor om, om vast te stellen dat de criticus zelf óók niet had gedeugd in de genoemde periode. De Jong kon eigenlijk niet goed tegen kritiek.

De belangrijke confessionele voorman Dries Van Agt gaf achteraf toe dat hij De Jong “een nááre man” had gevonden. Maar dat was pas decennia nadat de geruchtmakende affaire-Aantjes had plaats gehad. Want toen had De Jong de nieuwe fractievoorzitter van de gloednieuwe politieke partij “Het Christen-Democratisch Appèl” (CDA)  al zonder scrupules achter het behang geplakt als voze oorlogscollaborateur en oorlogsmisdadiger. Zulks op basis van een notitie van tien regels, De Jong ter hand gesteld door een medewerker van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, het NIOD.  Dries had al eerder  vastgesteld dat De Jong nooit wilde afstappen van reeds gewonnen inzichten.

Bij het NIOD kwam wekelijks een stortvloed aan opmerkingen en mededelingen binnen, schriftelijk, over de bevindingen die De Jong als ’s Rijks Geschiedschrijver had menen te kunnen doen. Uit alle windrichtingen van de aardkloot, op welk continent dan ook, kwamen commentaren binnen van Nederlanders uit de oorlogsperiode, waarin werd opgemerkt dat De Jong soms wel wat al te gemakkelijk conclusies had getrokken, veelal op basis van één, ook nog zeer betwistbare, bron. Soms werden daarbij aanvullende kopieën van authentieke stukken als onderliggend documentair materiaal overgelegd, om duidelijk te maken dat De Jong er volkomen naast zat. En vaak werd daarbij omstandig geklaagd dat De Jong, op deze wijze voortgaande, menige maatschappelijke positie van genoemde personen ondermijnde en pure karaktermoord beging. Zelden herzag De Jong zijn standpunt. Soms bracht hij irrelevante nuanceringen aan, die vaak de diskwalificaties nog behoedzaam verergerden.

Aantjes deelt mee de landelijke politiek te verlaten.
Foto: ANEFO

Bij Willem Aantjes, die De Jong ronduit verweet dat hij bij de Waffen-SS was geweest, en óók dat hij daardoor in “vreemde krijgsdienst” was getreden, zodat hij van rechtswege zijn Nederlanderschap had verloren, was dat evenzeer het geval. De Jong deelde op maandagavond 6 november 1978 om omstreeks half tien in een rechtstreeks ingelaste persconferentie van de Nederlandse publieke televisie omroep mee, dat Aantjes was ingedeeld in 1944 bij de Amtsgruppe D van de SS. Bij een nadere aanvulling van deze tenlastelegging wees De Jong er nog op dat Aantjes vermoedelijk deswege onrechtmatig lid was geweest van de staten-generaal. Niet-Nederlanders kunnen van dat volksvertegenwoordigend lichaam immers geen lid zijn. Het was het eind van de kroonprins van het CDA. Hij was maatschappelijk onmogelijk geworden.

Aantjes, totaal overbluft, kondigde de andere dag al het vertrek aan uit de landelijke politiek. Hij vocht niet meer terug tegen deze zelfbenoemde historiserende Openbare Aanklager. Het kabinet liet De Jong gewoon zitten waar hij zat, al bleek dat de aantijging niet waar was. Aantjes was bij de Germaanse SS geweest, een burgerlijke hulpdienst van de SS, als onderdeel van de NSDAP, Hitlers partij van nationaal-socialisten in Duitsland. Dat was al erg genoeg. Want Aantjes had dat verzwegen.

Maar een vreemde krijgsdienst leverde dat niet op. Dus was geen twijfel mogelijk aan de nationaliteit van Aantjes. Aantjes was kapot gemaakt. Omdat hij vermoedelijk voorstander was van Nederlands terugtrekking uit de NAVO en daarmee van de verdere plaatsing van kruisraketten in Nederland. Op die terugtrekking waren PVDA-ers als De Jong mordicus tegen. Hier, in deze affaire,  werd de geschiedkunde openlijk misbruikt voor politieke en polariserende doelen. Dat bracht velen in den lande op ideeën.