Bitter is het pad

Mijn moeder stierf omringd door drie van haar kinderen, die op dat moment in ieder geval trachtten haar stervensuur enigszins te verlichten. Ik was er niet bij. Ik zat in Tilburg. Om daar avondcolleges te geven tussen 19.00u en 21.00u. Ik was dan pas om iets na elven thuis in Tongelre, een wijk in Eindhoven. Uiterst vermoeid, want die colleges kostten kruim, ook al omdat het auditorium kritisch was. Tweede kans-onderwijs. Veel artsen die een aanstelling als geneesheer directeur van een ziekenhuiscomplex beoogden. Daarvoor was een meestertitel aantrekkelijk. Want het ging om management met de sluiting van diverse contracten van dien in allerlei nijverheidssegmenten.

Ik zeeg, dood-af, in mijn zetel, thuis, wetend dat het met moeder niet best was. Om vier uur in de nacht rinkelde de telefoon. Moeder was overleden, ik moest direct komen. Ik wekte mijn jongste broer. Die raasde de trap af, rende het schuurtje binnen, pakte zijn fiets en trapte er van door. Ik volgde, aarzelend, want dood was toch dood. Dat zou ze de andere dag om tien uur óók nog wel wezen. Maar Hans’ achterlichtje steigerde de Tongelresestraat door, op weg naar de hefbrug over het Eindhovensch Kanaal. Ik zie Hans nog de draai nemen over de zwaaikom aan de kop van het haventje heen. Ik dacht dat hij het kanaal in zou storten, want hij slipte. Maar het lichtje danste voort over het parcours, de Bleekstraat in en daarna over de Dommelbrug het Stratumseind in. Daar lagen, als steeds, veel glasscherven. Maar het lichtje bleef vaart maken. Ik kwam dus geruimere tijd nadien aan in de Zeelsterstraat. En daar bleek dood inderdaad dood.

Als een deurnagel, zoals Dickens vermeldt in zijn “A Chrismas Carol”. Heel dood. De dood had als in een stuip bezit genomen van het toch nog in afweer verrezen lichaam. De kinderen, die daarbij waren geweest, vertelden dat moeder in die strijd volkomen onbenaderbaar was gebleken en om hulp had gekreten. Maar in deze laatste strijd om het biotisch leven was ze niet meer ontvankelijk gebleken voor de woorden van troost en ondersteuning die die kinderen hadden getracht te bieden. Verzet, ultieme wederstrevendheid. Dat was gebleven. In zoverre was ook zij een eenzaam bitter pad afgetreden. Alleen waren daarvan waarnemingen beschikbaar en bij Hans van der Kamp niet. Maakt het veel uit?

Soms. Bij mijn klusjesman Chris van Baerle was dat wel van belang gebleken. Ook hij had darmkanker, de aangelegde stoma functioneerde niet naar behoren en vertoonde prolapsies. Daar kon zijn levenspartner niet tegen. Die had alle afstand van dien genomen en had dringend euthanasie aanbevolen aan allen die Chris naderden ter toepassing op de patiënt, die daar allerminst aan toe was. Tenminste: op dat moment. Het al of niet vragen om levensbeëindiging uit medische handen werd, om zo te zeggen, een thema van levendige conversatie rond dit sterfbed, dat tot op het laatst uit dien hoofde aan bezoekers geen gebrek had. Ook dat was navrant en maakte pad en poort niet gangbaarder. Uiteindelijk vertrok ook Chris in vrede naar zijn vaderen, maar wel vanuit een hospitium.

En zo zie je maar. Het valt nooit precies te regelen,  die overgang naar de oneindigheid, of men die in zijn eentje doormaakt of omringd door derden of tenminste op afstand belangstellenden. Smartelijk wordt het vooral dan, als er het vermoeden is van een omvangrijke erfenis, terwijl de stervende geen testament heeft. De taferelen die zich dan voordoen heeft Dickens ook weer fraai neergepenseeld in Bleak House. Hij beschrijft daar de erfeniskwestie Jarndyce versus Jarndyce, die jaren lang voortsleept en het totale kapitaal van de erven uiteindelijk consumeert. De boedel wordt uiteindelijk niet gedeeld. Ze wordt geliquideerd en laat restschulden aan leges over. Op deze wijze blijft de naam van de persoon die ab intestato (dat wil zeggen: schielijk, zonder rechtsgeldige beschikking over de boedel)  stierf en geen boedelbereddering voorzag natuurlijk generaties lang levendig. Maar moge dat ons allen bespaard blijven. Jammer voor de advocatuur. Maar die stand weet wel andere fondsen aan te boren voor hun uitzichtloze procedures. Dat is haar, helaas, wel toevertrouwd.