Beneficiaalboeken

Het wemelt in de akten die ter reconstructie van de historie van Kempenland zijn opgesteld ter rechtvaardiging van soevereiniteitsaanspraken van keizers, koningen, hertogen, graven, baronnen en bisschoppen. De akten releveren grondgebieden die in beheer worden gegeven aan de vier laatste rijksgroten. Door de koningen en hertogen, die op basis van hun dynastieke afstammingen legitiem die soevereiniteit mogen claimen. Soevereiniteit: het uitsluitende recht om de openbare rechtsorde in zo’n gebied te definiëren. En om daarvoor het geweldsmonopolie in te zetten ter handhaving. Intern: door politionele brigades. Extern: door oorlog te voeren. Die soevereiniteit is overdraagbaar onder voorwaarden: ze kan worden gedelegeerd of gemandateerd. In het eerste geval geeft de keizer of de koning een deel van de soevereiniteit over een stuk grond onherroepelijk over aan een militaire groepscommandant. Die kan deze bevoegdheid doen overerven in zijn familie. In het tweede deelt de keizer de bevoegdheid tijdelijk toe onder supervisie. Hij maakt de lagere beambte bevoegd.

Maar hij kan daarop terugkomen, als zijn inspecteurs daartoe adviseren. Het is dus een kwestie van vertrouwen. In het eerste geval is dat betrekkelijk groot, in het tweede niet. Nu kon een keizer of koning destijds eigenlijk bijna niemand vertrouwen. Hij was dus geneigd te mandateren. En wel aan iemand die geen familie had en ook geen gezin dacht te stichten. Bij bisschoppen was dat destijds officieel het geval. Niet in de praktijk, maar dat werd gedoogd. Het was niet in de haak als een bisschop bastaarden had en bijvrouwen. Maar echt er tegen optreden, dat was doorgaans ook niet het geval. Deze territoriale gunningen zijn beneficies. Die ook weer kunnen worden dóórgegund aan hogere ambtenaren onder de graven, baronnen en  bisschoppen, want daar had je hogere en lagere bij. Ook die ondergunningen heten beneficies. Die ook weer mandateerbaar zijn.

De gunningen kunnen winstgevend zijn. Want je mag binnen het geconcessioneerde territoir belastingen heffen. Een tiende van oogsten, winsten in de handel of van buit. Over de tienden ⁰moeten de gunninghouders provisie afdragen aan de eerstvolgende hogere gunner. Totdat de verzamelde provisieafdrachten de keizer bereiken. De gunninghouders moeten als tegenprestatie de rechtsorde handhaven voor de inwoners en hen tegen invasies beschermen. Dat is het fiscale stelsel in West-Europa na de zesde eeuw. Daarmee zijn alle staatsvormen uit de zestiende eeuw begonnen. Deze stelsels worden door beambten nauwkeurig beschreven met het oog op de belastinginningen. Een keizer zonder inkomsten is een non-valeur. Is er eigenlijk een keizer in West Europa? Bedenk: bijna niemand kan lezen of schrijven, dus koeriersdiensten met berichten hebben nauwelijks zin. Er zijn twee autoriteiten die beweren opvolger te zijn van de Romeinse keizer, die in 476 is verjaagd door de barbaren, hij heette (Flavius) Caesarulus Augustulus Romululus.  Het Romeinse Keizertje. Een ledenpop van zijn divisies. Er is een bisschop in Rome. Die claimt dat hij nu keizer is. Maar hij heeft geen doorzettingsmacht. Dan is er een ontzagwekkende koning noordelijk van de Rijn. Die claimt dat ook. En die heeft wel doorzettingsmacht, maar de Rijn, die gaat hij ongaarne over. Die gletscherrivier is in deze tijd op zijn woest, omdat de ijsrivieren op de Alpen versneld smelten door klimaatwisseling. De Rijn kolkt, is niet bevlotbaar door banken en cascades en heeft enorm veel sprangen.

Gaat de Germaanse woesteling haar over, dan komt hij na enkele mijlen in logistieke problemen: hij loopt onvermijdelijk uit zijn bevoorradingstros. Hij laat het dus bij incidentele expedities. Dat betekent dat zuidwestelijk van de Rijn dat tiendenstelsel voorlopig tot gedetailleerde ontwikkeling kan komen. Twee monniksorden beschrijven het, mede met het oog op afdrachten aan de bisschop te Rome. Die kan wellicht straks erkenning krijgen als keizer, je weet het niet. De beschrijving is rond tegen de dertiende eeuw. Dan is het middeleeuwse belastingstelsel letterlijk in kaart gebracht. Als de latere Habsburgse Keizer Karel V dat stelsel grondig wil hervormen, laat hij de beneficiaal-registers collectioneren per gewest in de Lage Landen. Dat doet hij óók in het welvarende Brabant. Dat is gebaseerd op de forfaitaire tienden-schattingen van de bisschop van Luik, die de prinsentitel heeft. Prins: eigenstandig soeverein met militaire jurisdictie.

De bisschop moet het Maasdal beveiligen tegen invallers. Hij moet de grintbedding op linkeroever van die regenrivier onderhouden voor legers die koningen hem zenden voor die taak. Hij heeft geld nodig. Want het is een complexe taak: hij moet overal schansen, forten, wachttorens en garnizoenen neerzetten. Hij geeft de tiendeninning uit aan abten, zijn onderhorige kloosterbisschoppen. Die van Truiden krijgt een grotere gunning. Want hij heeft een gevaarlijk rechtsgebied: daardoor lopen beken, rivieren, watergangen en stripen waarlangs invallers zich binnenvechten, noordwaarts. Hij zoekt dus hooggelegen plaatsen voor verschansing en fortificatie. Er is ergens bij de noordwaarts lopende regenrivieren een verhoging, bekend als Wodansplaats. Woensel, heet dat later. Daar was een Heilige Eik. Gewijd aan Wodan. Daar werd recht gewezen.

De Romeinen gingen er dus ook zitten, want het was strategisch een mooie uitvalsbasis. De divisies die er legerden kwamen uit de Balkan. Ze hadden een godin, van alle markten thuis: Nehallennia. Die was mobiel. Die kreeg op de Wodan-selle (selle=open plaats in het woud) een altaarsteen. Aldus de inleiding door de fiscale administrateur Jean Baptiste Gramaye op het Beneficiaalboek betreffende Brabant, opgemaakt ter voldoening aan een bevel gegeven door de vrouwe gouvernante MARIA van Hongarije te Brussel den 25 augustus 1542 uitgevaardigd in name van KEIZER KAREL V door de Raad van Mechelen den 3 November 1542, vernieuwd door de landvoogdesse te Brussel den 28 mei 1543. Daarin staan ook de tienden geregistreerd te innen op de stripe bij het marktplaatsje Eindhoven,  beschikkend sedert 1402 over een media ecclesia. Het is de primaire bron voor de geschiedenis van die regio, want de stripe reikt veel verder dan de kern van de parochie rond dat bedehuis. Tot aan Gender, Rundgraaf, Sliffert of Slibvoorde, die Horcke, Welschoppe en Doodegraaf. Zover reiken de kerckeackers.