A tale of two cities

Dickens schrijft over een gebeurtenis die zich in wisselwerking afspeelt tussen Londen en Parijs. In de periode van de terreur door het comité voor het publieke welzijn van de Franse revolutie. De lezer moet daarom steeds wisselen van geografische scenering. En dat valt niet makkelijk, wanneer de hoofdpersonen van deze episoden steeds dezelfden blijven. Zo was het uiteindelijk gesteld met het huwelijk van de echtelieden die het gezin-Strijards componeerden aan de Zeelsterstraat. Moeder wilde niet zijn in Eindhoven met zijn merkwaardige bewoners in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Ze verlangde naar Rotterdam, de Pioniers, de steile heren van de Sint Vincentiusvereniging, het koor van de Elisabethkerk aan de Mathenesserlaan en zelfs naar Volkstuinbouwvereniging “Streven naar Verbetering”.

Vader daarentegen kon poseren als de dorpsnotabel, die het aandurfde met mijnheer pastoor De Beer in conflict te geraken. Dat ging om de mate van gezinsuitbreiding, waarmee de dorpsherder zich niet wenste te verenigen omdat vader geldelijk méér kroost kon hebben dan de twee jochies die thans de kerk versterkten, als alles tenminste mee zat. Vader stond op het standpunt dat de pastoor daar niets mee te maken had. Terwijl moeder juist het tegengestelde gevoelen was toegedaan. De omwonenden kozen natuurlijk voor de pastoor en zijn heilsorganisatie. Dat moest een mens ook wel wilde hij destijds niet sociaal geïsoleerd raken.

Maar vader was al lang lid van de duivenmelkersvereniging bij “De Vlierhof”, de aquariumvereniging “Vivarium”, de imkersbond op Roomsch Katholieke grondslag “Sint Ambrosius” en vele andere gezelligheidsorganisaties waarvan hij ook onmiddellijk voorzitter werd. Die was steeds op pad. Avond aan avond. Hij kon zelfs Brabants praten, zoals hij ook Frans en Duits machtig was, spelenderwijs als het ware. Goed, niemand verstond hem, maar bij het kienen won hij toch altijd. Moeder daarentegen kon zich maar niet plooien. Ze mocht één keer in de maand interlokaal bellen met haar lievelingszus Gree. Dat mocht niet langer duren dat een half uur, want het was duur. Ze vereenzaamde en kreeg steeds minder vat op haar leefomgeving die zich ook in de vreemdste parameters voltrok. Er waren processies en sacramentele bedieningen die in Rotterdam niet konden bestaan en verder belden paters aan op blote voeten die gul heiligenplaatjes ronddeelden en zegeningen te koop hadden die te Rotterdam niet gefrequenteerd waren zoals de Blasiuszegen en de verschaffing van rozenblaadjes namens Teresia van Lisieux.

Deze merkwaardige Adat kon moeder maar niet tot de juiste religieuze hoogten doen stijgen. Ze keek vol zorg op naar het vergulde Heilig Hartbeeld op de zeskantige toren van de Paterskerk bij het Augustijnerklooster, dat in de avondschemering scheen te vliegen boven de lampenstad. Het werd vanaf de sokkel  fel verlicht. Het maande tot inkeer en erkenning van Christus’ Koningschap, maar verder was ook duidelijk dat hier Frits Philips was verbeeld die vermaande meer producten aan te schaffen via de personeelswinkel. Tegen korting, dat spreekt. Een Brabo kon deze werkelijkheden moeiteloos doen samenvallen. Zonder deswege ook maar te willen spotten met de Alverlosser. Terwijl hij zich voorts, gelovig opziend naar het immense beeld, bleef bezondigen aan terloopse godslasteringen, niet om blasfemie te bedrijven, maar om het hart te luchten dat de werkdag er weer gááf opzat, godsamme-waor-of-nie.

Dat was niet de toonzetting van de Mariaschool in de Robert Fruinstraat. Daar werd gods naam niet ijdellijk misbruikt, maar alleen aangeheven in de zang “Aan u, o Koning der Eeuwen” waarmede een missietriduüm behoorde te worden gesloten. En hier stond men besmuikt een gloaske prùùvend  te kaarten onder het koorbalkon  terwijl de zangers tegelijkertijd de missa secunda pontificalis van Dom Lorenzo Perosi aanhieven. Daarom nam moeder steeds vaker een retourtje naar Rotterdam. Was zij nu echt aan de heidenen overgeleverd? Als de aanspreker weer eens aanbelde om de dood te verkondigen van de zaliger en beminde parochiaan die-en-die, de zwarte steek schieps op het reeds beneveld hoofd, terwijl hij zijn zilveren staf krachtig bonsde op het stoepje om het ritme zijner aanzegging niet te verliezen, had moeder de neiging deze vraag bevestigend te beantwoorden.